Inderdaad, 2277 B.W.
Cass., 07/03/2003,
www.cass.be
Overwegende dat, luidens artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, de termijnen van uitkeringen tot levensonderhoud verjaren door verloop van vijf jaren ;
dat deze bepaling geen onderscheid maakt naargelang deze onderhoudsverplichting voortvloeit uit een overeenkomst dan wel uit een rechterlijke beslissing ; dat de wetgever deze korte verjaringstermijn heeft ingesteld om te verhinderen dat het bedrag van dergelijke periodiek te vervallen schuldvorderingen zou oplopen ;
Dat weliswaar wanneer een onderhoudsgerechtigde de veroordeling verkrijgt van de onderhoudsplichtige tot betaling van een bepaald bedrag aan achterstallig onderhoudsgeld, de vordering tot tenuitvoerlegging van zulk een veroordeling onderworpen is aan de regels die de verjaring van vorderingen gebaseerd op rechterlijke uitspraken beheersen en niet aan de regels die de verjaring van periodieke betalingen beheersen ;
scorpioen