#13 , 29 dec 2017 22:29
B.W.Art. 922. Om de inkorting te bepalen, vormt men een massa uit alle goederen die bij het overlijden van de schenker of erflater aanwezig waren. De goederen waarover hij bij schenking onder de levenden heeft beschikt, worden fictief daarbij gevoegd volgens hun staat ten tijde van de schenkingen en hun waarde ten tijde van het overlijden van de schenker. Over al die goederen berekent men, na aftrek van de schulden, het gedeelte waarover hij heeft mogen beschikken, met inachtneming van de hoedanigheid van de door hem achtergelaten erfgenamen.
Of TS iets zal moeten teruggeven hangt af van de herwaardering op de dag van het overlijden van het onroerend goed dat hij heeft gekregen.(1)
Idem voor de schenking aan de vader van TS.(2)
De som van de twee schenkingen mag niet meer zijn dan de helft van de som van [(1) +(2)+wat nog in nalatenschap zit bij overlijden].
Als het meer bedraagt moet de schenking aan TS worden ingekort. Die inkorting geschiedt proportioneel voor TS, nml. proportioneel over bedrag van zijn schenking tov totale schenkingen.
Aangezien de vader overleden is moet hij ingevolge reeds vermeld artikel 843 BW geen inbreng meer doen.
TS zal een inkorting ondergaan maar wel beperkt tot zijn proportioneel aandeel in de totaliteit van de schenkingen.
De aldus bekomen totale te vererven som wordt vervolgens gelijk verdeeld tussen broer en zus.
Dus ja alle schenkingen tellen mee om in eerste plaats de fictieve massa te bepalen.
Dus neen voor het huis geschonken aan de vader zal geen inbreng meer gebeuren.
De overleden vader moet geen inbreng doen omdat hij geen mede-erfgenaam is.
TS moet geen inbreng doen omdat hij zijn schenking buiten erfdeel ontving, maar mogelijks wel een proportionele inkorting ondergaan.
Ik denk bijgevolg dat beide notarissen gelijk hebben, maar dat ze niet over exact hetzelfde spraken.
"Politici verkiezen echter liever de bedenkelijke heldenstatus van betweter te belichamen tegenover die van de minus habens." (Victor Dauginet in "Het belaste land", pagina 72)