#3 , 29 apr 2010 10:53
“Art.2272.De rechtsvordering...van kostschoolhouders, tot betaling van het kostgeld van hun leerlingen...verjaren door verloop van een jaar.”(B.W.= Burgerlijk Wetboek).
‘Art.2272 dat verkorte verjaringstermijnen invoert,moet op beperkende wijze worden uitgelegd‘[Cass. 31 mei 2002(C.U.S.-L./A.A.),R.W.2004-05,1219-1220,noot]
‘De korte verjaringstermijn is gebaseerd op een vermoeden van betaling en wordt gemotiveerd door het feit dat van het ontstaan en de kwijting van dergelijke schulden doorgaans geen geschrift wordt opgesteld. De wetgever vermocht ervan uit te gaan dat het vermoeden van betaling niet geldt voor de levering van diensten, omdat in de regel van de overeenkomst voor dergelijke leveringen een geschrift wordt opgesteld...Diezelfde bepaling schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet in zoverre zij uitsluitend van toepassing is op rechtsvorderingen voor de levering van ‘koopwaren’ en niet op rechtsvorderingen voor de levering van diensten‘(Grondwettelijk Hof nr.88/2007,20 juni 2007)
Of de houder van een creche een ‘kostschoolhouder’ is in de zin van art.2272 B.W. valt dus ernstig te betwijfelen.
Is de houder van een creche geen ‘kostschoolhouder’ dan geldt : “Art.2262bis. § 1. Alle persoonlijke rechtsvorderingen verjaren door verloop van tien jaar...”(B.W.).
Ga naar Belgische wetgeving in JUSTEL-databanken van Belgisch Staatsblad. Klik voor WetBOEKEN achter ’Juridische aard’. Op afkondigingsdatum vindt u de overige akten. Inzake FEDERALE fiscale wetgeving zie http://www.fisconetplus.be/