Geachte lezer
Ik voel een vorm van discriminatie naar het onderwijspersoneel wat betreft de aanvullende werkloosheidsuitkering naast de uitgestelde bezoldigingen in de zomermaanden.
De basisregel voor een herziening van de berekeningsbasis voor het dagbedrag aan werkloosheidsuitkering (nieuwe cijfercode) is 2 jaar onderbreking van uitkering met een tewerkstelling van 4 weken bij dezelfde werkgever (art. 118 KB 25.11.1991).
Voor leerkrachten levert dit een logische probleem op tijdens de grote vakantie. Een leerkracht met een volledig opdracht (zeldzaam!) kunnen een uitgestelde bezoldiging krijgen voor heel de zomervakantie en dat lost het probleem op. Voor leerkrachten zonder volledige opdracht wordt er aanvullend op de toegekende uitgestelde bezoldiging een werkloosheidsuitkering toegekend en de leerkracht is vrijgesteld van beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt tijdens de zomermaanden. Echter is er een kanttekening. De toegekende werkloosheidsuitkering zou aanzien worden als een periode van volledige werkloosheid. Dit zorgt ervoor dat een leerkracht lang met het statuut van werkzoekende opgescheept kan zitten. Nochtans worden dagen met werkloosheidsuitkering waarop een beroepsopleiding wordt gevolgd of vakantiedagen (art. 38) wel aanzien als met arbeidsdagen gelijkgesteld (of heeft dit geen betrekking op art. 118?). Waarom gebeurt dit ook niet voor leerkrachten die pas op 1 september een nieuw contract kunnen krijgen?
Graag geen ik hieronder duiding bij mijn eigen situatie om het probleem te duiden:
In 2010 kreeg ik een cijfercode toegekend op basis van een voltijds loon als kapster. Daarna heb ik enkele jaren gewerkt als halftijdse boekhoudster in combinatie met mij opleiding hoger onderwijs. In 2018 vraag ik opnieuw werkloosheidsuitkering aan. Wat blijkt? Mijn loon als halftijds boekhoudster ligt 50€ dan mijn voltijds loon als kapster. In 2018 wordt ik dus opnieuw vergoed aan een loon van 2010 als kapster terwijl ik ondertussen een diploma hoger onderwijs op zak had, maar uiteraard een begrijpbaar gegeven. Daarna start ik als leerkracht Economie en vorige zomervakantie moest ik voor het eerst een bijkomende werkloosheidsuitkering aanvragen bovenop mijn uitgestelde bezoldiging. Mijn laatste vergoede werkloosheidsdag komt op 06/09/2019 te staan. Het huidige schooljaar genoot ik een uitbreiding van mijn werkrooster (14/20) en ligt mijn loon hoger. Echter heb ik nog geen 2 jaar onderbreking van werkloosheid aangezien ik vorige zomer een gedeelte werkloosheidsuitkering heb gekregen bovenop de uitgestelde bezoldiging. Naar volgend schooljaar toe heb ik zicht op een nieuw contract, maar het schooljaar nadien is natuurlijk nog te ver weg om uitspraak over te doen. Bijgevolg overweeg ik om deze zomer (en volgende zomervakantie) geen bijkomende werkloosheidsuitkering aan te vragen om zo vlugger te voldoen aan de vereiste 2 jaar onderbreking werkloosheid, aangezien het dagbedrag nu veel hoger zou liggen bij een herberekening, in het geval ik voor het schooljaar 2021-2022 geen opdracht zou hebben.
Voor mij voelt dit niet correct aan dat ik de bijpassing van RVA niet kan aanvragen in de hoop een nieuwe berekening van mijn dagbedrag te krijgen voor het geval ik binnen 2 jaar geen opdracht zou hebben. Is het niet logischer dat de bijkomende werkloosheidsuitkering in de zomer wordt gelijkgesteld met arbeidsdagen, gezien dit behoort tot de vakantieregeling binnen het onderwijs (onderwijspersoneel moet ook niet ingeschreven zijn als werkzoekende)? En zoals eerder gezegd is het niet evident om binnen het onderwijs voltijdse opdrachten te bemachtigen en gaat de onderwijssector gepaard met interims.
Kan iemand hier meer duiding bij geven? Is bovenstaande info, bekomen na contact met RVA, correct? Of zijn er nog 'achterpoortjes'?