De
wet van 8 december 1992 voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (Privacywet) is hier van toepassing.
Voor de tekst zie:
http://www.privacycommission.be/nl/stat ... 2_1992.pdf" onclick="window.open(this.href);return false;
Het essentiële stuk van deze Privacywet voor het nemen en gebruik van foto’s door een privépersoon zonder toelating van de gefotografeerde persoon is :
Art. 3.
§ 1. Deze wet is van toepassing op elke geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, alsmede op elke niet-geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen of die bestemd zijn om daarin te worden opgenomen.
§ 2. Deze wet is niet van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens die door een natuurlijk persoon in activiteiten met uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doeleinden wordt verricht.
(...)
Art. 5. Persoonsgegevens mogen slechts verwerkt worden in één van de volgende gevallen :
a) wanneer de betrokkene daarvoor zijn ondubbelzinnige toestemming heeft verleend;
b) wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is of voor de uitvoering van maatregelen die aan het sluiten van die overeenkomst voorafgaan en die op verzoek van de betrokkene zijn genomen;
c) wanneer de verwerking noodzakelijk is om een verplichting na te komen waaraan de verantwoordelijke voor de verwerking is onderworpen door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie;
d) wanneer de verwerking noodzakelijk is ter vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene;
e) wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de vervulling van een taak van openbaar belang of die deel uitmaakt van de uitoefening van het openbaar gezag, die is opgedragen aan de verantwoordelijke voor de verwerking of aan de derde aan wie de gegevens worden verstrekt;
f) wanneer de verwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke voor de verwerking of van de derde aan wie de gegevens worden verstrekt, mits het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene die aanspraak maakt op bescherming uit hoofde van deze wet, niet zwaarder doorwegen.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, nader bepalen in welke gevallen de onder f) bedoelde voorwaarde niet geacht wordt te zijn vervuld.
Een persoon A mag dus foto’s nemen van een persoon B uitsluitend voor persoonlijke of huishoudelijke doeleinden , maar persoon A mag deze niet gebruiken buiten deze context.
A mag dus een foto nemen van buur B, deze tonen aan de leden van zijn huishouding, maar niet tonen aan zijn buren noch publiceren, … . A mag beslissen om deze te gebruiken in rechte. Vooraleer dit te doen moet hij de foto voorleggen aan de rechter, bevoegd voor de zaak, waar deze foto zal voorgelegd worden als bewijs of begin van bewijs. Deze rechter moet beslissen of het gebruik van de foto in rechte noodzakelijk is, in de context van de zaak in behandeling. Zo niet kan hij dat stuk verwerpen.
Een foto, met een persoon B erop, genomen door een gerechtsdeurwaarder op vraag van persoon B heeft iets meer waarde, maar moet ook door de rechter toegelaten worden.
Concreet:
Deze foto’s kunnen noodzakelijk zijn om aan te tonen dat een persoon B feitelijk de functie van een persoon C uitvoert (vb: leiding over de uitvoering van werken, …) en persoon B buiten het kader treedt van zijn mandaat (vb: toezicht op werken). Het gaat hier meestal om handelingen van korte duur, waarvoor de tussenkomst van een deurwaarder niet tijdig kan gebeuren.
Momenteel heb ik in deze context een zestal maal (over zes jaar gespreid) foto’s genomen van personen waarbij mij de facto niets in de weg werd gelegd, behalve veel misbaar. De politie is telkens tussengekomen op verzoek van B en heeft telkens geen verdere actie ondernomen. De klachten van betrokkenen zijn telkens op een sisser uitgelopen.
Ze konen niet aantonen dat ik die foto's gebruikte. Ze hebben de facto alle verdere actie gestaakt en concentreren zich nu op de kern van de zaak: “onwettige uitoefening van een mandaat”. In dat kader trachten ze wel de foto’s te ontkrachten op hun inhoud. Daar die foto’s slechts ondersteunend zijn, vormt dit geen probleem.
Het nut van die foto’s voor A is dat zij de realiteit tonen, in al zijn eenvoud.
Het probleem voor B is dat hij gedwongen wordt individueel in te gaan op het waarom van zijn handelingen, en ze niet meer eenvoudig kan ontkennen of minimaliseren. Hij kan zich niet meer verschuilen achter zijn groep.
Je moet wel rekening houden met fysieke intimidaties, die soms zeer ver kunnen gaan. B zal zeggen dat het nemen van foto’s een provocatie was en zich daarachter schuilen om “impulsief” te intimideren.
Dus bijvoorbeeld
- enkel foto's nemen van personen die zich op een publieke plaats bevinden (of semi-publiek)
- nooit de foto’s in het geniep nemen en altijd tekst en uitleg geven als B (of derden) erom vraagt (vereiste van transparantie). De eerste maal uit eigen initiatief uitleg geven (eventueel schriftelijk) en duidelijk zeggen dat je de foto's enkel zal gebruiken zoals opgelegd door de privacywet.
- niet ingaan op provocerende intimidaties. Assertief zijn (weigeren fotoapparaat af te geven, …), maar niet verder gaan. Dus in geen enkel geval zelf fysiek worden.
- weten wanneer je moet stoppen met foto’s nemen (één foto is meestal voldoende, vooral als je werkt met een reflexcamera).
Dit alles is mijn persoonlijke mening, rekening houdend met mijn persoonlijke ervaringen en de specifieke context. Aan de iniitiële vraagsteller wou ik een andere klok laten horen. De vrijheid van "portretrecht" van B is geen absoluut recht en wordt bijvoorbeeld beperkt door de vrijheid van A om zijn zaak voor de rechter te bewijzen met de wettelijk beschikbare middelen (dit houdt het nemen van bepaalde foto's in).