Art. 1408 Gerechtelijk Wetboek:
Behalve op zaken, niet vatbaar voor beslag verklaard door bijzondere wetten, mag ook geen beslag worden gelegd:
6° een koe, of twaalf schapen of geiten, naar keuze van de beslagene, alsmede een varken en vierentwintig dieren van de hoenderhof, met het stro, voeder en graan, nodig voor het strooisel en de voeding van dat vee gedurende één maand.
Met wat goede wil valt hieruit af te leiden dat de wetgever destijds één koe gelijkstelde met 12 schapen of geiten.
Iemand een idee wat hoe de marktverhouding zit tegenwoordig?