Uitspraak Grondwettelijk Hof m.b.t. parkeerretributies

Pix
Topic Starter
Berichten: 4

Uitspraak Grondwettelijk Hof m.b.t. parkeerretributies

#1 , 29 mei 2010 16:15

Ik heb een vraagje m.b.t. de uitspraak van het Grondwettelijk Hof in volgende zaak:

Eergisteren besliste het Grondwettelijk Hof om de artikelen 14 tot 16 van de wet van 22 december 2008 te vernietigen.
Deze artikels wijzigden bestaande wetgeving en bepaalden dat concessiehouders parkeerretributies kunnen innen en desgewenst de identiteit van de houder van de nummerplaat kunnen opvragen bij DIV.

Blijkbaar gebeurde deze wijziging door de federale overheid, terwijl het een gewestmaterie is en de Vlaamse Overheid deze wijziging had moeten goedkeuren.

Je zou dus kunnen stellen dat alle parkeerbiljetten die opgemaakt woirden door privéfirma's en alle aanmaningen die naar de houder van de nummerplaat worden gestuurd op basis van navraag bij DIV door de privéfirma, onwettig zijn tot zolang een nieuw Vlaams decreet deze wijzigingen goedkeurt.

Volgens Etienne Schouppe blijkt dit niet te kloppen.
Hij verklaart: "De meeste mensen zullen ook wel beseffen dat een procedure niet goedkoop is en dat de slaagkansen klein zijn."
De advocate die de zaak aanhangig maakte verklaart: "Wie niet wil betalen, moet dat via een aangetekende brief laten weten, waarna je gedagvaard wordt en de procedure kan beginnen."

Dit lijkt me wel wat vreemd en de wereld op zijn kop.
Privéfirma's schrijven onwettelijke parkeerbiljetten uit en daarna is het de beurt aan de ontvanger om de zaak voor de rechtbank te bepleiten om de retributie kwijt te schelden.

Blijkbaar is er dan niets veranderd?

Is het niet zo dat een uitspraak van het Grondwettelijk Hof bindend is en het dus zo is dat momenteel privéfirma's geen enkel parkeerbiljet kunnen uitschrijven op een wettige manier?
Het zal toch eerder zo zijn dat alle reeds door privéfirma's geïnde retributies kunnen teruggevorderd worden via de rechtbank en dat de kans op slagen eerder groot is, gezien de vernietiging van de desbetreffende wetgeving.

Wanneer privéfirma's nu zomaar verder parkeerbiljetten kunnen uitschrijven, ondanks de vernietiging van de betreffende wetgeving, welk nut heeft deze vernietiging dan gehad?

Ikzelf kan nu dus ook beginnen briefjes achter ruitenwissers te steken, waarna het aan de houder van de nummerplaat is om via de rechtbank zijn gelijk te eisen?

Juristen op dit forum die hierover duidelijkheid kunnen geven?

Jureca
Juridisch actief: Ja
Regio: België

Een juridische oplossing. Voor elk probleem, voor iedereen!

Benieuwd naar jouw juridische opties? Jureca begeleidt jou aan de geschikte oplossing. Klik hier om jouw situatie te beschrijven en we nemen binnen de 24 uur met jou contact op voor persoonlijke begeleiding
scorpioen
Berichten: 9383
Juridisch actief: Nee

#2 , 29 mei 2010 18:11

De artikelen 14 tot 16 van de wet van 22 december 2008 houdende diverse bepalingen (I) werden vernietigd.

Deze artikelen brachten wijzigingen aan aan de wet van 22 februari 1965 waarbij aan de gemeenten wordt toegestaan parkeergeld op motorrijtuigen in te voeren.

Uit de vernietiging van de bestreden bepalingen volgt dat de wet van 22 februari 1965 onverkort van toepassing blijft in de redactie die aan de wijziging bij de wet van 22 december 2008 voorafgaat (rechtsoverweging B.11.1 arrest Grondwettelijk Hof).

Het arrest van het Grondwettelijk Hof heeft dus niet tot gevolg dat parkeerfirma's geen parkeerbriefjes meer zouden kunnen uitschrijven en innen en dat alle parkeerbriefjes die werden uitgeschreven of geïnd onwettelijk zouden zijn. De toestand is terug deze van voor de wijziging door de wet van 22 december 2008.

Wat de inning betreft is het zo dat in de pers te lezen staat dat tot nu toe 2 firma's gebruikt maakten van de mogelijkheid om de identiteit van de eigenaar van een wagen op te vragen bij de DIV. In de mate dat boetes betaald werden nadat de eigenaar een briefje onder zijn ruitenwisser vond, en zonder dat hij diende aangemaand te worden is er niets aan de hand. De identiteit werd niet opgevraagd bij de DIV. Zelfs als dit toch gebeurde om aan te manen, en dan vrijwillig betaald werd kan m.i. de boete niet teruggevorderd worden. Enkel in het geval waarin nog niet betaald werd en de parkeerfirma vervolgt op grond van rechtstreeks bij de DIV opgevraagde informatie stelt zich een probleem van de wettelijkheid van het bewijs.

float
Berichten: 2467
Juridisch actief: Ja

#3 , 30 mei 2010 01:07

Ik ga akkoord met de visie van scorpioen.

Reclame

Hera
Berichten: 57

#4 , 30 mei 2010 16:30

dus wanneer men een briefje van onder de ruitenwisser gewoon weggooit en niet betaald kan er niet vervolgd worden?

Pix
Topic Starter
Berichten: 4

#5 , 30 mei 2010 18:09

Die wet van 22 december 1965 kent blijkbaar maar één artikel: "'wanneer de gemeenteraden verordeningen inzake het stationeren vaststellen overeenkomstig de wetgeving en de reglementen op de verkeerspolitie, kunnen zij, afgezien van de inrichting van zones voor het beperkt stationeren, "blauwe zones" genaamd, parkeergeld op de motorrijtuigen heffen' ."

Dus men zou dan terugkeren naar deze toestand?

Hier is er toch geen sprake van concessies of beheersovereenkomsten?

Zouden de parkeerbiljetten dan niet moeten uitgeschreven worden door de gemeenten zelf?

Edit: blijkbaar wordt niet teruggkeerd naar de oorspronkelijke tekst van 1965, maar wel naar de laatste wijziging voor die van 2008.

Het probleem zit hem dus enkel in het verkrijgen van de info.
De concessiehouders mogen de info wel verkrijgen via de gemeenten, maar stel dat ze het toch doen bij DIV; bewijs dat dan maar eens ...

scorpioen
Berichten: 9383
Juridisch actief: Nee

#6 , 30 mei 2010 18:19

dus wanneer men een briefje van onder de ruitenwisser gewoon weggooit en niet betaald kan er niet vervolgd worden?
Ik durf dat niet beweren en zou daar niet op gokken. De situatie is dezelfde als voor de wet van 22 december 2008. Toen kon er toch vervolgd worden, dus waarom nu niet?

scorpioen
Berichten: 9383
Juridisch actief: Nee

#7 , 30 mei 2010 18:56

Ook voor de wet van 22 december 2008 werd reeds aanvaard dat de gemeente een concessieovereenkomst afsloot voor het beheer van het betalend parkeren.

Zie hierover: B., LOMBAERT, V., RIGODANZO, “Quelques mises au point relatives au stationnement sur la voie publique”, R.R.D., 2007, 245. Inzake het beroep op de concessieovereenkomst van openbare dienst heeft de wet van 7 mei 2004 tot wijziging van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en particuliere veiligheid het gebruik gewettigd door de gemeenten van de concessies van diensten die als voorwerp hebben het toezicht op het betalend parkeren, het parkeren voor een beperkte duur of aan buurtbewoners voorbehouden parkeerplaatsen.

j.demoor
Berichten: 10360

#8 , 31 mei 2010 11:40

“Artikel 1. Enig artikel. Wanneer de gemeenteraden verordeningen inzake het stationeren vaststellen overeenkomstig de wetgeving en de reglementen op de verkeerspolitie, kunnen zij, afgezien van de inrichting van zones voor het beperkt stationeren, " blauwe zones " genaamd, parkeergeld op de motorrijtuigen heffen.”(22 FEBRUARI 1965. - Wet waarbij aan de gemeenten wordt toegestaan parkeergeld op motorrijtuigen in te voeren,B.S. 23-03-1965).

De hierin behandelde materie behoorde TOEN tot de bevoegdheid van de federale wetgever.

“Art.6.§1.De aangelegenheden bedoeld in art.107quater(nu art.35,al.1) van de Grondwet zijn:...VIII.Wat de ondergeschikte besturen betreft:1°.de samenstelling,organisatie,bevoegdheid en werking van de provinciale en gemeentelijke instellingen,met UITZONDERING van:...de organisatie van en het beleid inzake de politie,met inbegrip van artikel 135,§2 van de nieuwe gemeentewet...”(8 augustus 1980 Bijzondere wet hervorming instellingen,in werking sedert 1 oktober 1980).

Hierdoor en sedertdien verloor de federale wetgever ten gunste van de Gewesten zijn bevoegdheid over de in voornoemde wet van 22 februari 1965 behandelde materie. Deze bevoegdheidsovergang laat de bestaande wetten onverkort van kracht tot ze door de Gewesten gewijzigd worden.

“HOOFDSTUK V. — Wijzigingen van de wet van 22 februari 1965 waarbij aan de gemeenten wordt toegestaan parkeergeld op motorrijtuigen in te voeren
Art. 37. Het enige artikel van de wet van 22 februari 1965 waarbij aan de gemeenten wordt toegestaan parkeergeld op motorrijtuigen in te voeren wordt als volgt vervangen :
« Art. 1. Enig artikel.Wanneer de gemeenteraden, overeenkomstig de wetgeving en de reglementen op de politie van het wegverkeer, reglementen inzake het parkeren vaststellen, die betrekking hebben op parkeren voor een beperkte tijd, het betalend parkeren en het parkeren dat voorbehouden aan de bewoners, dan kunnen zij parkeerheffingen instellen die van toepassing zijn op motorvoertuigen.”(WET VAN 07-02-2003 GEPUBL. OP 25-02-2003)

“Art. 25. In het enig artikel van de wet van 22 februari 1965 waarbij aan de gemeenten wordt toegestaan parkeergeld op motorrijtuigen in te voeren, wordt het woord « parkeerheffingen » vervangen door « parkeerretributies of -belastingen », en wordt het woord « motorvoertuigen» vervangen door « motorvoertuigen, hun aanhangwagens of onderdelen ». In het enig artikel van dezelfde wet wordt een zin toegevoegd die luidt als volgt : « Deze wet is niet van toepassing op het halfmaandelijks beurtelings parkeren en de beperking van het langdurig parkeren.”(WET VAN 20-07-2005 GEPUBL. OP 11-08-2005).

“Art. 5. In het enig artikel van de wet van 22 februari 1965 waarbij aan gemeenten wordt toegestaan parkeergeld op motorrijtuigen in te voeren, worden de woorden « dat voorbehouden aan de bewoners » vervangen door de woorden « op plaatsen voorbehouden aan houders van een gemeentelijke parkeerkaart ».”(WET VAN 20-03-2007 GEPUBL. OP 06-04-2007).

Deze drie wetten NA 1 oktober 1980 schenden de aan de Gewesten,bij art.6,§1,VIII,1° van de Bijzondere wet 8 augustus 1980, toegekende bevoegdheden.

“Art.3.§ 1. Onverminderd...zijn de beroepen strekkende tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van een wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel, slechts ontvankelijk indien zij worden ingesteld binnen een termijn van zes maanden na de bekendmaking...Art.26..§ 1. Het Grondwettelijk Hof doet, bij wijze van prejudiciële beslissing, uitspraak bij wege van arrest op vragen omtrent :1° de schending door een wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel van de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten.”(6 JANUARI 1989. - Bijzondere wet op het Grondwettelijk Hof).

Deze drie wetten zijn dus niet meer vernietigbaar maar voor lopende gedingen kan hierover een prejudiciële vraag gesteld worden.

“HOOFDSTUK 2. — Wijziging van de wet van 22 februari 1965 waarbij aan de gemeenten wordt toegestaan parkeergeld op motorrijtuigen in te voeren
Art. 14. In artikel 1 van de wet van 22 februari 1965 waarbij aan de gemeenten wordt toegestaan parkeergeld op motorrijtuigen in te voeren, worden tussen de woorden « instellen » en « die » de woorden « of parkeergelden bepalen in het kader van concessies of beheersovereenkomsten inzake het parkeren op de openbare weg, » ingevoegd.
Art. 15. In dezelfde wet wordt een artikel 2 toegevoegd dat luidt als volgt :
« Art. 2. Met het oog op de inning van de in artikel 1 bedoelde retributies, belastingen of parkeergelden, zijn de steden en gemeenten en haar concessiehouders en de autonome gemeentebedrijven gemachtigd om de identiteit van de houder van de nummerplaat op te vragen bij de overheid die belast is met de inschrijving van de voertuigen in overeenstemming met de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer. »
Art. 16. In dezelfde wet wordt een artikel 3 toegevoegd dat luidt als volgt :
« Art. 3. De in artikel 1 bedoelde retributies, belastingen of parkeergelden worden ten laste gelegd van de houder van de nummerplaat. »”(WET VAN 22-12-2008 GEPUBL. OP 29-12-2008).

“Het Hof vernietigt de artikelen 14 tot 16 van de wet van 22 december 2008 houdende diverse bepalingen (I)”(Grondwettelijk Hof 59/2010,27 mei 2010,http://www.const-court.be/)

“Art.8...Zo het Hof dit nodig oordeelt, wijst het, bij wege van algemene beschikking, die gevolgen van de vernietigde bepalingen aan welke als gehandhaafd moeten worden beschouwd of voorlopig gehandhaafd worden voor de termijn die het vaststelt.”(6 JANUARI 1989. - Bijzondere wet op het Grondwettelijk Hof).

Grondwettelijk Hof 59/2010,27 mei 2010 bevat uitdrukkelijk niet zulke handhaving op grond van Cassatie C.08.0129.N,29 mei 2009,punt 10,11 en Cass. C.08.0130.N,29 mei 2009,punt 7(http://jure.juridat.just.fgov.be/?lang=nl" onclick="window.open(this.href);return false;),die zulke handhaving overbodig maken.

“Art.9..§ 1. De door het Grondwettelijk Hof gewezen vernietigingsarresten hebben een absoluut gezag van gewijsde vanaf hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad...Art.10.De in kracht van gewijsde gegane beslissing van een strafgerecht kan, in zoverre zij gegrond is op een bepaling van een wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel die vervolgens door het Grondwettelijk Hof is vernietigd, of op een verordening ter uitvoering van zodanige wet, decreet of in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel, geheel of ten dele worden ingetrokken door het gerecht dat die beslissing heeft gewezen.Art.11.Het staat aan het openbaar ministerie de intrekking te vorderen. Het recht om de intrekking te vorderen, behoort bovendien :1° aan de veroordeelde...”(6 JANUARI 1989. - Bijzondere wet op het Grondwettelijk Hof).

Wegens de overbodigheid van de vernietigde bepalingen is zulke intrekking vrijwel uitgesloten.
Ga naar Belgische wetgeving in JUSTEL-databanken van Belgisch Staatsblad. Klik voor WetBOEKEN achter ’Juridische aard’. Op afkondigingsdatum vindt u de overige akten. Inzake FEDERALE fiscale wetgeving zie http://www.fisconetplus.be/

Help_wanted
Berichten: 55

#9 , 03 jun 2010 02:09

"[...]B.7.3. De bestreden bepalingen voorzien in de mogelijkheid voor gemeenten om concessiehouders en autonome gemeentebedrijven in te schakelen bij het voeren van een lokaal parkeerbeleid. Het bestreden artikel 14 machtigt meer bepaald de gemeenten om parkeergelden te bepalen in het kader van concessies of beheersovereenkomsten inzake het parkeren op de openbare weg. Het bestreden artikel 15 machtigt de steden en gemeenten en hun concessiehouders en de autonome gemeentebedrijven om de identiteit van de houder van de nummerplaat op te vragen bij de overheid die is belast met de inschrijving van de voertuigen in overeenstemming met de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Het bestreden artikel 16 bepaalt dat de retributies, belastingen of parkeergelden ten laste van de houder van de nummerplaat worden gelegd [...]"

Dit wil m.i. zeggen dat de bestreden artikelen slaat op het hele systeem van het uitbesteden van het lokale parkeerbeleid, ongeacht hoe men aan de gegevens van de wanbetaler in het bezit is gekomen (rechtstreeks via DIV of via de gemeente).

"[...]B.11.1. Uit de vernietiging van de bestreden bepalingen volgt dat de wet van 22 februari 1965 onverkort van toepassing blijft in de redactie die aan de wijziging bij de wet van 22 december 2008 voorafgaat[...]"

M.a.w. naar de bepalingen vóór de uitbesteding van het lokaal parkeerbeleid.

"[...] Om die redenen, het Hof vernietigt de artikelen 14 tot 16 van de wet van 22 december 2008 houdende diverse bepalingen (I)[...]"

Dit wil m.i. zeggen dat de rechtsgrond waarin het hele systeem van het uitbesteden van het lokale parkeerbeleid, ongeacht hoe men aan de gegevens van de wanbetaler in het bezit is gekomen (rechtstreeks via DIV of via de gemeente) vernietigd werd en bijgevolg de concessiehouders, noch de autonome gemeentebedrijven onbevoegd zijn om betrokken te zijn bij het parkeerbeleid (lees: geen retributies uitschrijven, invorderen,...)

Terug naar “Actuele Thema's”