Het Vlaams onteigeningsdecreet trad op 1/1/2018 in werking. Meer en meer arresten en vonnissen besluiten dat een onteigening onwettig is. In de media en in de juridische wereld wordt dit verdoezeld. Bang om verzet te bieden tegen de macht en de overheid ?
Om tot onteigening te kunnen overgaan, moet bewezen worden dat aan de wettelijk vastgelegde onteigeningsvoorwaarden wordt voldaan.
1. Motiveringsplicht.
De onteigenende instantie dient bij elke onteigening de vervulling van de voorwaarden op afdoende wijze te motiveren. Met andere woorden, de onteigenende instantie moet bewijzen dat aan de onteigeningsvoorwaarden (waaronder cumulatief aan de drie elementen van de onteigeningsnoodzaak) wordt voldaan.
Volgens vaste rechtspraak en rechtsleer moet de onteigenende instantie niet alleen motiveren dat het onteigeningsdoel of de reden van de onteigening noodzakelijk is, maar moet ook worden aangetoond dat de onteigening als beleidsinstrument noodzakelijk en evenredig is ten opzichte van de te realiseren doelstelling.
Deze motiveringsplicht inzake de onteigeningsnoodzaak is niet vervuld door uitsluitend te verwijzen naar de habilitatiebepaling om tot onteigening over te gaan. Wetgeving (bv. VCRO) waarin bepaald wordt in welk geval een onteigening mogelijk is, heeft per definitie een algemeen karakter. Daarentegen dient de onteigeningsnoodzaak steeds in concreto geëvalueerd te worden.
De artikelen 2 en 3 van de Motiveringswet (van 9 juli 1999) vereisen dat het definitief onteigeningsbesluit, als rechtshandeling met een individuele strekking, uitdrukkelijk en dus formeel gemotiveerd moet zijn (artikel 2) en op een afdoende wijze de juridische en feitelijke overwegingen moet vermelden die aan de beslissing ten grondslag liggen (artikel 3).
De formele motiveringsplicht verplicht de onteigenende overheid dus op een duidelijke manier in het onteigeningsbesluit de redenen te vermelden die geleid hebben tot het nemen van zijn beslissing, zodat een belanghebbende met kennis van zaken tegen de beslissing kan opkomen.
De materiële motiveringsplicht, als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur, en zoals het ook in artikel 3 van de Motiveringswet wordt opgenomen, vereist bovendien dat de genomen beslissing gedragen wordt door motieven die in feite juist en in rechte aanvaardbaar zijn.
Dit betekent onder meer dat de genomen beslissing moet steunen op motieven waarvan het feitelijk bestaan zorgvuldig is vastgesteld en naar behoren is bewezen en die in rechte als verantwoording voor die beslissing in aanmerking kunnen worden genomen.
Die motieven moeten met andere woorden relevant en pertinent zijn, met de vereiste zorgvuldigheid en redelijk zijn vastgesteld.
Daarenboven de verscherpte motiveringsplicht, opgelegd door de Vlaamse decreetgever in het instrumentendecreet: ‘de motivering dient aan te tonen dat de gezamenlijke inzet van instrumenten voldoet aan de criteria van legitimiteit, billijkheid, efficiëntie en effectiviteit’.
Ook het Hof van Cassatie oordeelde herhaaldelijk dat een onteigeningsbesluit de redenen moet motiveren waarom de onteigening noodzakelijk is, wat betekent “dat de motivering moet berusten op werkelijke feiten, dat uit de motivering een redelijk verband tussen de voorgenomen onteigening en het vooropgestelde doel kan worden afgeleid en dat, naar gelang van het geval, uit die motivering blijkt dat de genomen beleidsopties afgewogen worden”.
2. Een onteigening vereist een wettelijke/decretale rechtsgrond én een onteigeningsnoodzaak.
Artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol EVRM bepaalt dat iedere natuurlijke of rechtspersoon recht heeft op het ongestoord genot van zijn eigendom. Niemand zal zijn eigendom worden ontnomen “behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht”.
Artikel 16 Grondwet bepaalt dat een onteigening van algemeen nut enkel kan ‘in de gevallen en op de wijze bij de wet bepaald’.
Volgens artikel 3, §2 van het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017, dat verwijst naar artikel 16 Gw., is dergelijke onteigening slechts mogelijk indien daartoe een uitdrukkelijke ‘wettelijke of decretale rechtsgrond’ is voorzien.
Volgens artikel 3, §3 van datzelfde decreet, dat verwijst naar artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol EVRM, is een onteigening alleen mogelijk als bewezen wordt dat die ‘onteigening noodzakelijk’ is.
Voorwaarden om tot onteigening te kunnen overgaan, zijn dus een habilitatie én een onteigeningsnoodzaak.
De onteigeningsvoorwaarde van een rechtsgrond (onteigeningsdecreet artikel 3, §2) is te onderscheiden van de onteigeningsvoorwaarde van een onteigeningsnoodzaak (artikel 3, §3).
Artikel 2, §2 bepaalt dat een onteigening op basis van een specifieke rechtsgrond moet gebeuren als dat voorzien is, bv. in een GRUP dat vastlegt dat een onteigening moet gebeuren door een sociale woonmaatschappij.
Artikel 3, §3 van het Vlaams Onteigeningsdecreet van 24 februari 2017 bepaalt dat deze noodzaak cumulatief betrekking heeft op (1) het doel van de onteigening, (2) de onteigening als middel én (3) het voorwerp van de onteigening.
(1) De noodzakelijkheid van het doel van de onteigening betekent dat het doel van de onteigening een dwingende reden van algemeen belang is.
(2) De noodzakelijkheid van de onteigening als middel betekent dat het doel alleen kan worden bereikt door onteigening en dat er, redelijkerwijze, geen alternatief is voor het gebruik van onteigeningsdwang. Een onteigening is alleen wettig wanneer blijkt dat het beoogde doel niet mogelijk is zonder onteigening. Onteigening moet de ultieme remedie zijn. Onteigening mag bijvoorbeeld door de overheid als middel niet misbruikt worden om goedkoop bouwgrond te verwerven.
(3) De onteigeningsnoodzaak van het voorwerp van de onteigening heeft betrekking op de vraag of het geviseerde goed, en niet een ander goed, moet onteigend worden en betreft met andere woorden de vraag naar de zorgvuldige afweging van alternatieven.
3. Rechtspraak
Raad voor Vergunningsbestwistingen (RvVb) - onwettige onteigeningen
Arrest van de RvVB van 1 april 2021, met nummer RvVb-A-2021-0854, in de zaak met rolnummer 1920-RvVb-0719-A
Arrest van de RvVb van 13 oktober 2022, met nummer RvVb-A-2223-0120, in de zaak met rolnummer 2021-RvVb-0831-A
Arrest van de RvVb van 7 oktober 2021 met nummer RvVb-A-2122-0109, in de zaak met rolnummer 2021-RvVb-0355-A
Hof van Cassatie - motiveringen
Arrest Hof van Cassatie, 11 september 2003, jaargang 2003 nr. 9, p. 1635
Arrest Hof van Cassatie, 7 september 2017, arrest nr N-20170907-2 (C.16.0360.N)
Arrest Hof van Cassatie, 29 maart 2019,AR C.18.0223.N-C.18.0027.N
Het Vredegerecht en de Rechtbank van Eerste Aanleg.
Vonnis van het vredegerecht Veurne, dd. 7 december 2021, rolnummer 21/A/748
Vonnis van de Rechtbank van Eerste Aanleg Veurne, dd. 15 december 2022, rolnummer 22/3/A