Studenten onderzoeken effect echtscheiding op jongeren
Auteur >> Tine Bergen
Bron:
http://dagkrant.kuleuven.be/?q=node/7303
[15-12-2009]
De onderzoeksgroep Gezin en Bevolking onder leiding van professor Koen Matthijs voert een collectief masterproefonderzoek naar adolescenten en gezinnen. Zes studenten bestudeerden de impact van echscheiding op jongeren.
“Dit project kadert in twee grootschalige SBO-onderzoeken (Strategisch Basisonderzoek Vlaanderen) naar de oorzaken, de gevolgen en de beleidsimplicaties van echtscheiding en relatie-ontbinding,” vertelt professor Matthijs. “Acht studenten kozen vorig jaar voor de collectieve masterproef rond adolescenten en gezinnen, waarbij de nadruk ligt op het perspectief van de jongeren. Zes van hen concentreerden zich op de impact van echtscheiding op jongeren. Alle stappen van het onderzoek werden in groep bediscussieerd en uitgewerkt. Van het selecteren van de onderzoekseenheden en de literatuurstudie over het opstellen van de vragenlijst en schalen tot het verspreiden van de vragenlijsten in de scholen en het verzamelen van de data. Die werkwijze maakte het de studenten mogelijk om een groter en beter onderzoek uit te voeren dan ze op hun eentje hadden kunnen doen: een grotere onderzoekspopulatie, een uitgebreidere literatuurstudie, een grotere complementariteit van onderzoeksvragen, een betere vraagverwoording, meer accurate meetschalen ...”
“
Van de tweeduizend jongeren tussen twaalf en achttien die zij bevraagden heeft één op vier een scheiding van zijn ouders meegemaakt. Een groot deel van die gescheiden mannen en vrouwen is ondertussen alweer hertrouwd of woont samen. Dat maakt dat dertien procent van de middelbare Vlaamse scholieren voltijds of deeltijds samenwoont met minstens één stiefouder. Dat is 65 procent van de kinderen waarvan de biologische ouders zijn gescheiden. Daaruit vloeit voort dat bijna één op tien van alle jongeren minstens een stiefbroer of stiefzus heeft en ongeveer twaalf procent van alle jongeren heeft minstens een halfbroer of halfzus.”
“Interessant is ook de leefsituatie van kinderen van gescheiden ouders,” weet An Katrien Sodermans, een van de begeleiders van het project. “De kinderen wonen nog altijd meer bij de moeder dan bij de vader.
Veertig procent woont voltijds bij de moeder en 23 procent meestal bij de moeder en soms bij de vader.
Zeven procent woont voltijds bij de vader en drie procent verblijft meestal bij de vader. 23 procent woont ten slotte afwisselend bij moeder en vader.
Opmerkelijk is dat echtscheiding de ouder-kindrelatie vaak doorknipt: de helft van de kinderen die voltijds samenwoont met één van de ouders heeft nooit of bijna nooit contact met de andere ouder en dat is dan meestal de vader. Gescheiden ouders die kozen voor verblijfsco-ouderschap wonen veel dichter bij elkaar dan diegene die daar niet voor kozen, wat vermoedelijk ook praktische redenen heeft. Overigens kiezen vooral hoogopgeleiden voor verblijfsco-ouderschap. Bij laagopgeleiden zijn de traditionele verblijfsregelingen meer aanwezig.”
Welzijn
“We hebben ook gekeken naar de impact van een scheiding op materieel en psychologisch welzijn,” vervolgt Sofie Vanassche, die samen met An Katrien de studenten begeleidde. Zo hebben we gezien dat kinderen van gescheiden ouders meer zakgeld krijgen, maar daarom niet tevredener zijn met de hoeveelheid zakgeld. Ze zijn ook minder tevreden met hun huisvesting, bezittingen en de algemene materiële omstandigheden. Ze hebben weliswaar meer persoonlijke bezittingen zoals gsm’s en spelconsoles die ze vaak bij allebei de ouders hebben. Maar ook daar zijn ze niet tevredener mee.”
“
Kinderen van gescheiden ouders scoren dan ook hoger op de depressieschaal. Ze rapporteren meer angstgevoelens en scoren lager qua algemene levenstevredenheid. Het psychologisch welbevinden van kinderen in verblijfsco-ouderschap benadert wel meer dat van kinderen zonder scheidingservaring. Als we specifiek naar school kijken is het toch wel ontnuchterend om vast te stellen dat kinderen van gescheiden ouders niet alleen minder betrokken zijn op hun studies, maar dat ze ook vaker moeten blijven zitten, zowel in het kleuteronderwijs als in het lager en het secundair onderwijs.”
Toch scheppen de cijfers geen uitsluitend negatief beeld. “De resultaten tonen dat scheiding alleen een negatieve impact heeft op de kwaliteit van de ouder-kindrelatie als het kind helemaal niet meer bij deze ouder woont,” aldus An Katrien Sodermans. “Dat geldt zowel voor de relatie met de moeder als voor de relatie met de vader. Een goede ouder-kindrelatie, weinig conflict en een ondersteunende opvoeding na scheiding zijn factoren diet het effect van de scheiding kunnen mediëren en uiteraard erg belangrijk zijn opdat adolescenten zich goed zouden voelen.”
Samenwerken rond uit elkaar gaan
De zes studenten sociologie die vorig academiejaar voor hun masterproef de impact onderzochten van echtscheiding op jongeren haalden veel voordeel uit hun onderlinge samenwerking.
“Ik vond vooral de formule interessant,” vertelt Sanne Van den Eynden, die co-ouderschap onder de loep nam. “Al ben ik uiteindelijk ook wel echt in het onderwerp gegroeid. Maar het was vooral het samenwerken en het feit dat je meewerkt aan een groter onderzoek, dat bij mij de doorslag gaf toen ik een onderwerp moest kiezen voor mijn masterproef.”
“We hebben geen stage, door deze masterproef hebben we toch kunnen ervaren wat het betekent om deel uit te maken van een onderzoeksgroep,” vindt Toon Vanotterdijk. Hij onderzocht siblingrelaties. “Het is ook fijn dat ze de lat zo hoog leggen, dat je niet het gevoel krijgt: het is ‘maar’ een masterproef. Er zit een vraag met tekeningen in de lijst en daar hebben we eindeloos over gediscussieerd voor iedereen vond dat die goed zat. Uiteindelijk wil iedereen graag de focus leggen op zijn invalshoek, dus dat zorgt wel eens voor lange onderhandelingen. Maar zo gaat het volgens mij in elke onderzoeksgroep.”
“In het eerste semester zijn we toch wel ongeveer om de twee weken samengekomen voor het opstellen van de vragenlijst en het afstemmen op elkaar. In het tweede semester waren we meer bezig met het verwerken van onze eigen focus, in mijn geval de invloed van echtscheiding op schoolresultaten. Dan zijn we minder vaak samengekomen, ook al omdat iedereen dan meer in zijn eigen tempo werkte,” herinnert Karolien Vercauteren zich. “Die data-analyse vond ik soms best frustrerend, omdat je dan beseft dat je voor bepaalde subcategorieën nog te weinig gegevens hebt. Het is dan ook heel fijn om te weten dat er nu met onze gegevens wordt verdergewerkt, dat dit niet zo’n masterproef is die nu in de archieven verdwijnt.”
“Dit academiejaar is er een nieuwe groep masterproefstudenten met het verzamelen van data gestart,” vertelt Sofie Vanassche. “Ze kunnen verder werken op een van de gekozen thema’s of een eigen focus toevoegen. We hopen in vijf jaar tijd ongeveer tienduizend cases te verzamelen. De bedoeling is de dataset zowel in de diepte als in de breedte uit te breiden en zo een dataset op te bouwen door en voor studenten. Studenten derde bachelor kunnen de data van vorige jaar nu gebruiken voor hun paper.”
“Hopelijk komen hier op termijn ook concrete aanbevelingen uit voort,” zegt Karolien Vercauteren. “De scholen die hebben meegewerkt, krijgen dit jaar alvast een onderzoeksrapport met de resultaten en er is ook sprake van een artikel in Klasse. Er was op de vragenlijst ook nog ruimte voor opmerkingen. Er waren kinderen die daar schreven: ‘Het is heel moeilijk geweest, maar nu gaat het beter.’ Dan merk je toch dat ze echt wel blij zijn dat er aandacht is voor hun situatie. Dit gaat niet alleen over getallen en wiskunde, het is maatschappelijk relevant.”
RR