https://docs.vlaamsparlement.be/pfile?id=1497569
Het antwoord van de Minister President :
BART SOMERSVICEMINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING, VLAAMS MINISTER VAN BINNENLANDS BESTUUR,BESTUURSZAKEN,INBURGERING EN GELIJKE KANSENANTWOORD op vraag nr.3van11 oktober 2019van MIEKE SCHAUVLIEGE1.De altijddurende concessie werd afgeschaft door artikel 9 van de wet van 20 juli 1971 op de begraafplaatsen en lijkbezorging. Dat artikel bepaalde dat telkens na vijftig jaar,en zonder retributie, deze altijddurende concessie die vóór de inwerkingtreding van deze wet werd verleend, op aanvraag van enig belanghebbende kon worden hernieuwd. De eerste aanvraag om hernieuwing moest worden ingediend, hetzij vóór 31 december 1975 als de concessie ten minste vijftig jaar voor die datum was verleend, hetzij binneneen termijn van twee jaar ingaand bij het verstrijken van het vijftigste jaar van de concessie in de andere gevallen. Werd er geen aanvraag om hernieuwing gedaan, dan verviel de concessie. Het principe van hernieuwing van de altijddurende concessie werd overgenomen in artikel 9 van het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en lijkbezorging.
Het is een misvatting dat de termijn van vijftig jaar voor alle altijddurende concessiesin 1971 is aangevat. De hernieuwing moet immers gerekend worden vanaf de toekenning van de oorspronkelijke concessie. Bijvoorbeeld: een altijddurende concessie toegekend in 1964, is in 1971 omgezet in een hernieuwbare concessie van vijftig jaar,maar de begindatum om de termijn van vijftig jaar te bepalen, begon niet te lopen in 1971, maar in 1964. De concessie kon in 2014 hernieuwd worden
In dit concrete geval :
Overleden 1923 - eeuwigdurende concessie ( verondersteld gegeven in 1923 )
Eeuwigdurende concessie afgeschaft bij wet in 1971
Wetsartikel bepaalt dat na 50 jaar concessie kan vernieuwd . 1923 + 50 = 1973
Wetsartikel bepaalt ook : " De eerste aanvraag om hernieuwing moest worden ingediend, hetzij vóór 31 december 1975 als de concessie ten minste vijftig jaar voor die datum was verleend , hetzij binneneen termijn van twee jaar ingaand bij het verstrijken van het vijftigste jaar
Dus binnen 2 jaar na het verstrijken van het vijftigste jaar kon nog een nieuwe 50 jarige concessie aangevraagd worden .
Als dit zo zou gebeurd zijn
: 1973 + 2 jaar = 1975 + 50 jaar = 2025 ( maximum )
Wanneer de aanvraag ingediend effectief voor 1975 dan is het 1923+50=1973 + 50 = 2023
Zodus , waar haalt de gemeente het jaartal 2021 vandaan ?
Ofwel is het 2025 , ofwel 2023 ; maar niet 2021 .
En dan is de vraag of de gemeente het zelf wel goed weet ?
Wat indien er tussen 1973 en 1975 GEEN concessie verlenging aangevraagd is .
Het zal aan de gemeente zijn om dit te bewijzen in eerste instantie .
Alleen BIJKOMEND kan de gemeente het gemeente reglement aanvoeren dat er in dit reglement staat dat de familie verantwoordelijk is ( wat alleen maar een algemeen reglement is , en NIETS bewijst van het bestaan van een concessie , lopende tot op heden /2021 ) .
Als er geen concrete aanwijzingen staan in de dagvaarding omtrent een BEWEZEN concessie tot op heden , dan kan dit aangevochten worden .
Indien de concessie wel degelijk zou bestaan , dan zou u verantwoordelijk zijn .
Maar wie aanklaagt moet ook kunnen bewijzen . En het gemeentelijk reglement op zich is geen bewijs .
Let wel , dat een concessiedatum kan opschuiven , indien er na 1923 iemand zou bijgezet geweest zijn .