#9 , 31 okt 2018 13:23
Er is sinds maart een nieuwe wet die er door is gekomen door minister Lode Ceyssens. Paarden stallen mag in de buurt van de woning. Dus ik denk dat de buur weinig te makken heeft.
Artikelen 60/1 en 60/2 (nieuw)
In te voegen tussen artikel 60 en artikel 60/3
Art. 60/1. In titel IV, hoofdstuk IV, afdeling 1, van dezelfde codex, gewijzigd bij de decreten van 16 juli 2010 en 11 mei 2012, wordt een onderafdeling 7/2 ingevoegd, die luidt als volgt:
“Onderafdeling 7/2. Stallen voor weidedieren”
Art. 60/2. In dezelfde codex wordt in onderafdeling 7/2, ingevoegd bij artikel 60/1, een artikel 4.4.8/2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
“Art. 4.4.8/2. In gebieden met een gebiedsaanduiding die tot de categorie « landbouw » behoren, kan, voor zover er geen bestaande stallingsmogelijkheden zijn, een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen worden afgegeven voor het oprichten van één stal voor weidedieren die geen betrekking heeft op een effectief beroepslandbouwbedrijf, als voldaan is aan alle hiernavolgende voorwaarden:
1° de stal wordt volledig opgericht binnen een straal van vijftig meter van een hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte residentiële woning of bedrijfswoning;
2° de stal heeft een maximale kroonlijsthoogte van 3,5 meter;
3° de stal heeft een maximale vloeroppervlakte van 120 vierkante meter per hectare graasland, met een absoluut maximum van 200 vierkante meter.
Bij de beoordeling van vergunningsaanvragen wordt rekening gehouden met de landschappelijke inpasbaarheid in het gebied.
Gebieden met bestemmingsvoorschriften van een plan van aanleg die overeenkomstig artikel 7.4.13. werden geconcordeerd naar de categorie met de gebiedsaanduiding « landbouw » worden voor de toepassing van het eerste lid gelijkgesteld met gebieden met een gebiedsaanduiding die behoren tot de categorie « landbouw ».
De mogelijkheid, vermeld in het eerste lid, geldt niet in de volgende gebieden:
1° ruimtelijk kwetsbaar gebied;
2° gebieden aangewezen op de plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen als:
a) bouwvrij agrarisch gebied;
b) agrarisch gebied met overdruk natuurverweving.
§2. De omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen voor het oprichten van een stal voor weidedieren, verleend met toepassing van paragraaf 1, vervalt van rechtswege naast de gevallen, vermeld in artikel 99 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning, als gedurende een periode van vijf opeenvolgende jaren geen weidedieren worden gehouden op het perceel of de percelen waarop de vergunning betrekking heeft.
Na het verval van de vergunning, vermeld in het eerste lid, moet de stal voor weidedieren binnen zes maanden worden afgebroken.
§3. De Vlaamse Regering kan nadere regelen bepalen voor de toepassing van dit artikel.”.
VERANTWOORDING
In verschillende arresten hebben zowel de Raad van State als de Raad voor Vergunningsbetwistingen geoordeeld dat het houden van paarden voor hobbydoeleinden strijdig is met de bestemming "agrarisch gebied"1.
Nieuwe stallen voor het houden van paarden of andere weidedieren die niet in functie staan van effectieve beroepslandbouw zijn bijgevolg onvergunbaar in agrarisch gebied in de ruime zin.
In het vrijstellingsbesluit2 zijn een aantal mogelijkheden voorzien voor het houden van hobbydieren (artikel 2.1, 11° inzake bijgebouwen bij woningen en artikel 5.1, 3° inzake het plaatsen van schuilhokken voor weidedieren).
Op grond van het besluit inzake zonevreemde functiewijzigingen3 (artikel 9) is het mogelijk om het bestaand agrarisch patrimonium te hergebruiken voor het houden van paarden.
Deze mogelijkheden komen evenwel onvoldoende tegemoet aan de vraag vanuit onder meer de niet-professionele paardenhouderij om dieren te kunnen stallen in agrarisch gebied.
Daarom wordt het mogelijk gemaakt om in agrarisch gebied, zowel volgens de plannen van aanleg als volgens de ruimtelijke uitvoeringsplannen, één stal voor weidedieren te vergunnen die niet in functie staat van beroepslandbouw per hoofdzakelijk vergunde residentiële woning of bedrijfswoning, dit evenwel slechts voor zover er geen bestaande stallingsmogelijkheden zijn Een vergunning voor het oprichten van een hobbystal kan bijgevolg enkel worden afgeleverd indien er geen bestaande stallen of andere constructies zijn die kunnen worden aangepast, omgebouwd of uitgebreid tot hobbystal.
Uit de aanvraag moet blijken dat de aanvrager effectief weidedieren houdt of zal houden en dat hij voldoende graasweiden in eigendom, in pacht of in gebruik heeft in verhouding tot het aantal dieren waarvoor een stal wordt voorzien. De stal kan uitsluitend gebruikt worden voor het verblijf van weidedieren eventueel in combinatie met een beperkte bergruimte in functie van dit verblijf (hooi, voeder…).
Om onaanvaardbare bijkomende druk op het ruimtelijk functioneren van de beroepslandbouw en verdere versnippering en zuivere residentialisering van de open ruimte te vermijden, worden een aantal voorwaarden opgelegd waaraan een stal moet voldoen:
1. De stal moet in de onmiddellijke nabijheid van een hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte woning worden opgericht.
2. De kroonlijsthoogte van de stal mag maximaal 3,5 meter bedragen.
3. Er wordt een maximumoppervlakte opgelegd van 120 m² per ha graasland, met een absoluut maximum van 200 m2. De omvang van de stal moet in verhouding staan tot de aard en het aantal weidedieren waarvoor de stal bestemd is en de noodzaak tot de stal. Het (niet-bindend) advies van het Departement Landbouw en Visserij kan hierbij als richtsnoer gelden.
Enkele richtinggevende cijfers en gegevens:
* mbt grote weidedieren, zoals paarden en runderen :
* dergelijke weidedieren moeten ter plaatse of in de onmiddellijke omgeving van de stalling over voldoende graasweide beschikken : richtnorm : 1.000 à 2.500 m2 per dier, met een maximum van 4 grote weidedieren per hectare;
* afhankelijk van de (schoft)hoogte van het dier, 10 à 15 m2 stallingsoppervlakte per weidedier;
* 5 à 15 m2 voederberging (stro + hooi) per dier.
* mbt kleinere weidedieren, zoals schapen en geiten :
* dergelijke weidedieren moeten ter plaatse of in de onmiddellijke omgeving van de stalling over voldoende graasweide beschikken: richtnorm: 250 à 500 m2 per dier, met een maximum van 20 weidedieren per hectare;
* ca. 2 m2 stallingsoppervlakte per weidedier;
* Een kleine voederberging (stro + hooi) per stal.
Het voldoen aan de vermelde voorwaarden geeft geen absoluut recht op het verkrijgen van een vergunning. De toetsing aan de goede ruimtelijke ordening overeenkomstig artikel 4.3.1, §1, eerste lid, 1°, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening geldt onverkort en bij de beoordeling van vergunningsaanvragen wordt rekening gehouden met de landschappelijke inpasbaarheid in het gebied.
Bovendien wordt de mogelijkheid om een stal op te richten uitgesloten in bepaalde bestemmingen waarbinnen een verdere verspreiding van bebouwing ruimtelijk niet wenselijk is. Voor aanvragen voor stallen die opgericht zouden worden in specifieke gebieden waar een bijkomende bescherming geldt4, moet de vergunningverlenende overheid bij de beoordeling een afweging maken op grond van de adviezen van de daartoe bevoegde instanties.
Er wordt ook, naast de ‘algemene’ vervalgronden opgenomen in artikel 99 van het Omgevingsvergunningendecreet, een specifieke vervalregeling voorzien. De omgevingsvergunningen voor stedenbouwkundige handelingen die worden afgegeven voor het oprichten van een stal voor hobbylandbouw vervallen als er gedurende 5 opeenvolgende jaren geen weidedieren worden gehouden op het perceel of de percelen waarop de stal staat.
Bijkomend wordt bepaald dat de aldus vergunde stal binnen de zes maanden na het verval van de vergunning afgebroken moet worden. Op deze manier wordt gegarandeerd dat gebieden die hoofdzakelijk bestemd zijn voor de landbouw, terug gebruikt kunnen worden voor professionele landbouw in geval van langdurige onbruik door de