http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_lo ... e_name=wet
8 FEBRUARI 2006. - Koninklijk besluit houdende bepaling van de wijze waarop een volledige blindheid, een volledige verlamming van de bovenste ledematen of amputatie van de bovenste ledematen en een blijvende invaliditeit die rechtstreeks is toe te schrijven aan de onderste ledematen en ten minste 50 % bedraagt, wordt vastgesteld.
.../...
Met musculaire atrofie en met verkorting :
Tot 5 cm.
Art. 214 a) : 40 %.
Tot 10 cm.
Art. 214 b) : 40 tot 45 %.
Tot 15 cm.
Art. 214 c) : 45 tot 50 %.
Nieuwe lijst (2003).
Art. NL n° 4.
Art. 210 a) : unilateraal, behandeld met spalken of met een immobilisatie van minder dan 6 maand
Art. 210 b) : bilateraal of unilateraal maar gedurende meer dan 6 maand behandeld met immobilisatie in een rolstoel.
3.2.1.4. Ziekte van Legg-Calvé-Perthès (aseptische necrose van de femurkop)
Art. OL n° 8 :
Art. 210
Art. 212bis.
Art. NL n° 4 :
Art. 210 a) : unilateraal, behandeld met spalken of door een immobilisatie van minder dan 6 maand.
Art. 210 b) : bilateraal of unilateraal maar gedurende meer dan 6 maand behandeld met immobilisatie in een rolstoel.
3.2.2. De dij.
3.2.2.1. Fracturen van de femurdiafyse.
Art. 252 : Rekening houden met de gevolgen in hun geheel (angulatie, asafwijking, circulatiestoornissen, spieratrofie, stijfheid, leeftijd van de gekwetste, verkorting) : evalueren volgens de art. 212, 212bis, 266, 267, 268, 269, 269bis en 277.
3.2.2.2. Pseudarthrose van de femur.
Inoperabel of met contra-indicatie tot operatie, volgens de graad van stabiliteit en gewrichtsstramheid.
Art. 253 : 35 tot 70 %.
3.2.2.3. Fracturen van het distale uiteinde van de femur.
Te evalueren volgens de functionele weerslag op de knie.
3.2.3. De knie.
3.2.3.1. Fracturen van het distale uiteinde van de femur.
Te evalueren volgens de functionele weerslag op de knie.
3.2.2.2. De knieschijf of patella.
3.2.3.2.1. Gevolgen van dwarse fracturen.
Art. 254 : Lichte, middelmatige of zware gevolgen : cf. art. 263, 266 en 267 (functionele weerslag op de knie).
3.2.3.2.2. Gevolgen van patellectomie.
Art. 255 : cf. art. 263, 266, 267 en 342 (functionele weerslag op de knie).
Vermeerdering, omgekeerd evenredig met de overblijvende beweeglijkheid : 0 à 5 %.
3.2.3.3. Fracturen van de proximale epifyse van de tibia.
3.2.3.3.1. Fracturen van het tibiaplateau.
Art. 256 a) : cf. Art. 263, 266, 267, 268, 269 en 269 bis.
3.2.3.3.2. Afrukking van de tuberositas tibiae.
Met losscheuren van de patellapees, extensietekort, pijn bij het gaan, enz.
Art. 256 b) : Te bepalen volgens de Art. 266 b) en 342.
3.2.3.4. Ankylose.
3.2.3.4.1. Verstijvingen in goede stand (van 0 tot 15°).
Art. 259 : 35 %.
3.2.3.4.2. Verstijvingen in hoekstand
Hoekstand in flexie > 45°
Art. 260 : 45 tot 55 %.
Hoekstand in flexie van 45° tot 35°
Art. 260 : 40 tot 45 %.
Hoekstand in flexie van 35° tot 15°
Art. 260 : 35 tot 40 %.
3.2.3.5. Stramheid :
3.2.3.5.1. Beperking van de flexie.
Art. 266 a).
- Beweeglijkheid behouden van 0 tot 15° : 30 %
- Beweeglijkheid behouden van 0 tot 30° : 20 %
- Beweeglijkheid behouden van 0 tot 45° : 10 %
- Beweeglijkheid behouden van 0 tot 60° : 8 %
- Beweeglijkheid behouden van 0 tot 100° : 4 %
3.2.3.5.2. Beperking van de extensie met :
Art. 266 b).
- 10 ° : 5 %
- 15 ° : 8 %
- 20 ° : 20 %
- 30 ° : 35 %
- 45 ° : 50 %
3.2.3.5.3. Simultane beperking van de flexie en van de extensie.
Art. 267. Wanneer er beperking is van flexie en extensie, mag de som van beide waarden niet groter zijn dan het percentage voorzien voor de gunstigste overeenkomstige gewrichtsverstijving.
3.2.3.6. Asafwijkingen
3.2.3.6.1. Genu valgum :
Art. 268 : 2 tot 20 %.
3.2.3.6.2. Genu varum :