#4 , 19 nov 2016 23:21
Omdat het parlement (kamer senaat) dan beslist heeft over de voorziene wijziging.
Dus aan de regel van wijziging is voldaan.
Om terug te wijzigen zal het parlement bij een volgende verkiezing artikel voor wijziging in aanmerking moeten nemen voor de ontbinding van het parlement en dan kan na de verkiezing het nieuwe parlement het nodige doen of niet.
Hier de wettelijke tekst
TITEL VIII. - DE HERZIENING VAN DE GRONDWET.
Art. 195.De federale wetgevende macht heeft het recht te verklaren dat er redenen zijn tot herziening van zodanige grondwettelijke bepaling als zij aanwijst.
Na deze verklaring zijn beide Kamers van rechtswege ontbonden.
Twee nieuwe Kamers worden overeenkomstig artikel 46 bijeengeroepen.
Deze Kamers beslissen, in overeenstemming met de Koning, over de punten die aan herziening zijn onderworpen.
In dit geval mogen de Kamers niet beraadslagen wanneer niet ten minste twee derden van de leden waaruit elke Kamer bestaat, aanwezig zijn; en een verandering is alleen dan aangenomen, indien zij ten minste twee derden van de stemmen heeft verkregen.
[1 Overgangsbepaling
Evenwel kunnen de Kamers, samengesteld ingevolge de vernieuwing van de Kamers van 13 juni 2010, in overeenstemming met de Koning, beslissen over de herziening van de volgende bepalingen, artikelen en groeperingen van artikelen, uitsluitend in de hierna aangeduide zin :
1° de artikelen 5, tweede lid, 11bis, 41, vijfde lid, 159 en 190 om de volledige uitoefening van de autonomie van de gewesten te garanderen ten aanzien van de provincies zonder afbreuk te doen aan de huidige specifieke bepalingen van de wet van 9 augustus 1988 tot wijziging van de gemeentewet, de gemeentekieswet, de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de provinciewet, het Kieswetboek, de wet tot regeling van de provincieraadsverkiezingen en de wet tot regeling van de gelijktijdige parlements- en provincieraadsverkiezingen en aan die met betrekking tot de functie van de gouverneurs, en om de betekenis van het in de Grondwet gebruikte woord "provincie" te beperken tot zijn louter territoriale betekenis, los van elke institutionele betekenis;
2° artikel 23 om het recht op kinderbijslag te waarborgen;
3° titel III om een bepaling in te voegen om te verbieden om de kieswetgeving te wijzigen op minder dan een jaar voor de geplande datum van de verkiezingen;
4° de artikelen 43, § 1, 44, tweede lid, 46, vijfde lid, 69, 71, 74, 75, 76, 77, 78, 79, 80, 81, 82, 83 en 168 om de hervorming van het tweekamerstelsel uit te voeren en de residuaire wetgevende bevoegdheden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers toe te vertrouwen;
5° de artikelen 46 en 117 om te bepalen dat de federale wetgevende verkiezingen op dezelfde dag zullen plaatsvinden als de verkiezingen voor het Europese Parlement en dat in geval van voortijdige ontbinding de nieuwe federale zittingsperiode maar zal duren tot de dag van de verkiezingen voor het Europese Parlement die op deze ontbinding volgen, alsook om een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid toe te staan de gemeenschappen en de gewesten de bevoegdheid toe te kennen om bij bijzonder decreet of bijzondere ordonnantie de duur van de zittingsperiode van hun parlementen te regelen en de datum van de verkiezingen ervoor vast te stellen, en om te bepalen dat een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid de datum van inwerkingtreding van de nieuwe, in dit punt aangehaalde regels inzake verkiezingen regelt;
6° artikel 63, § 4, om een lid toe te voegen waarin bepaald wordt dat, voor de verkiezingen voor de Kamer van volksvertegenwoordigers, de wet voorziet in bijzondere modaliteiten om de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in de vroegere provincie Brabant te vrijwaren, en dat de regels tot vaststelling van die bijzondere modaliteiten slechts kunnen worden gewijzigd bij een wet die is aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid;
7° titel III, hoofdstuk IV, afdeling II, onderafdeling III, om een artikel in te voegen waarin wordt bepaald dat een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid, voor het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegdheden kan toekennen die niet toegewezen zijn aan de gemeenschappen voor de aangelegenheden bedoeld in artikel 127, § 1, eerste lid, 1° en, voor wat betreft de aangelegenheden bedoeld in 1°, 3°;
8° titel III, hoofdstuk IV, afdeling II, onderafdeling III, om toe te staan dat een wet aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid, de samenwerkingsprocedures tussen de entiteiten vereenvoudigt;
9° artikel 143 om een paragraaf toe te voegen die de belangenconflictenprocedure uitsluit ten aanzien van een wet of een beslissing van de federale overheid die wijzigingen aanbrengt aan de belastbare grondslag, het belastingtarief of de vrijstellingen of aan elk ander element dat tussenkomt in de berekening van de personenbelasting;
10° titel III, hoofdstuk VI, om een bepaling in te voegen om erin te voorzien dat geen wijziging kan worden aangebracht aan de essentiële elementen van de hervorming met betrekking tot het gebruik der talen in gerechtszaken in het gerechtelijk arrondissement Brussel alsook aan de ermee overeenstemmende aspecten inzake het parket, de zetel en het rechtsgebied, dan bij een wet, aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid;
11° artikel 144 om te bepalen dat de Raad van State en, in voorkomend geval, federale administratieve rechtscolleges zich kunnen uitspreken over de privaatrechtelijke gevolgen van hun beslissingen;
12° artikel 151, § 1, om te bepalen dat de gemeenschappen en de gewesten in de aangelegenheden die tot hun bevoegdheid behoren, beschikken over het recht om de vervolging te bevelen, via de federale Minister van Justitie die de uitvoering onmiddellijk verzekert, en om toe te staan dat een wet, aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid, in de deelname voorziet van de gemeenschappen en de gewesten, in de aangelegenheden die tot hun bevoegdheid behoren, wat betreft het opsporings- en vervolgingsbeleid van het openbaar ministerie, de bindende richtlijnen van het strafrechtelijke beleid, de vertegenwoordiging in het College van procureurs-generaal en de kadernota Integrale veiligheid en het Nationaal Veiligheidsplan;
13° artikel 160 om een lid toe te voegen dat bepaalt dat geen wijziging kan worden aangebracht aan de nieuwe bevoegdheden en regels van de beraadslaging van de algemene vergadering van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, dan bij een wet, aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid;
14° titel IV om een artikel in te voegen dat bepaalt dat voor de verkiezingen voor het Europese Parlement de wet voorziet in bijzondere modaliteiten teneinde de gewettigde belangen van de Nederlandstaligen en de Franstaligen in de vroegere provincie Brabant te vrijwaren, en dat de regels tot vaststelling van de bijzondere modaliteiten slechts kunnen worden gewijzigd bij een wet, aangenomen met de in artikel 4, laatste lid, bepaalde meerderheid;
15° artikel 180 om te bepalen dat de vergaderingen die wetgevend optreden bij wege van een decreet of een in artikel 134 bedoelde regel, het Rekenhof opdrachten kunnen toevertrouwen, in voorkomend geval tegen betaling.
Over de punten bedoeld in het eerste lid mogen de Kamers niet beraadslagen wanneer niet ten minste twee derden van de leden waaruit elke Kamer bestaat, aanwezig zijn; en een verandering is alleen dan aangenomen, indien zij ten minste twee derden van de stemmen heeft verkregen.
Deze overgangsbepaling is geen verklaring in de zin van artikel 195, tweede lid.]1
----------
(1)<W 2012-03-29/06, art. 1, 028; Inwerkingtreding : 06-04-2012>
Art. 196. Er mag geen herziening van de Grondwet worden ingezet of voortgezet in oorlogstijd of wanneer de Kamers verhinderd zijn vrij bijeen te komen op het federale grondgebied.
Art. 197. Tijdens een regentschap mag in de Grondwet geen verandering worden aangebracht wat betreft de grondwettelijke macht van de Koning en de artikelen 85 tot 88, 91 tot 95, 106 en 197 van de Grondwet.
Art. 198. In overeenstemming met de Koning kunnen de grondwetgevende Kamers de nummering van de artikelen en de onderverdelingen van artikelen van de Grondwet, evenals de onderverdeling van de Grondwet in titels, hoofdstukken en afdelingen aanpassen, de terminologie van de niet aan herziening onderworpen bepalingen wijzigen om deze in overeenstemming te brengen met de terminologie van de nieuwe bepalingen en de Nederlandse, de Franse en de Duitse tekst van de Grondwet met elkaar in overeenstemming brengen.
In dit geval mogen de Kamers niet beraadslagen wanneer niet ten minste twee derden van de leden waaruit elke Kamer bestaat, aanwezig zijn; en de veranderingen zijn alleen dan aangenomen, indien het geheel van de wijzigingen ten minste twee derden van de stemmen heeft verkregen.