#2 , 29 nov 2005 16:51
Geachte,
Uw eerste vraag is inderdaad een uitgemaakte zaak. De Wegcode (Koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg, B.S. 9 december 1975) bepaalt immers in artikel 10 (onder het kopje "snelheid"):
"10.1. 1? Elke bestuurder moet zijn snelheid regelen zoals vereist wegens de aanwezigheid van andere weggebruikers, in ?t bijzonder de meest kwetsbaren, de weersomstandigheden, de plaatsgesteldheid, haar belemmering, de verkeersdichtheid, het zicht, de staat van de weg, de staat en de lading van zijn voertuig; zijn snelheid mag geen oorzaak zijn van ongevallen, noch het verkeer hinderen.
2? De bestuurder moet, rekening houdend met zijn snelheid, tussen zijn voertuig en zijn voorligger een voldoende veiligheidsafstand houden.
3? De bestuurder moet in alle omstandigheden kunnen stoppen voor een hindernis die kan worden voorzien. (...) "
De tegenpartij heeft dus mijns inziens (gelet op de concrete omstandigheden die U schetst) een fout gemaakt. Zij was onzorgvuldig en pleegde daardoor een inbreuk op artikel 10 van de Wegcode.
De mogelijke (want daarover beslist de rechter) sancties zijn de volgende:
-"Met een onaangepaste snelheid rijden of de veiligheidsafstanden niet in acht nemen " is een zware overtreding van de eerste graad (Koninklijk besluit van 22 december 2003 tot aanwijzing van de zware overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen in uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, B.S. 31 december 2003) en wordt gestraft met geldboete van 50 euro tot 250 euro (in feite, na vermenigvuldiging met de wettelijke opdeciemes: van 275 ? tot 1.375?) (art. 29, ?1, derde lid Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, B.S. 27 maart 1968).
-De andere overtredingen van de reglementen (zoals het niet kunnen stoppen voor een hindernis die voorzienbaar is) worden gestraft met geldboete van 10 euro tot 250 euro (na vermenigvuldiging met de wettelijke opdeciemes: van 55 ? tot 1375?) (art. 29, ?2 Wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, B.S. 27 maart 1968).
Uw tweede vraag betreft de verwijlsinteresten op de door U voorgeschoten som.
Omdat de initi?le verbintenis van de tegenpartij niet bestond in het betalen van een geldsom maar wel in het herstel van de schade in natura, keert de verplichting tot herstel terug tot de dag van de schadeverwekkende handeling. De schade is in Uw geval begroot op het moment van die onrechtmatige daad, nl. op 7500?. Concreet moet U in Uw dagvaarding dus vragen dat de tegenpartij veroordeeld zou worden
-tot de hoofdsom (7.500?)
-vermeerderd met de vergoedende interesten vanaf de datum van het schadeverwekkend feit tot de datum van dagvaarding
-en vermeerderd met de gerechtelijke interest vanaf het moment van dagvaarding tot de integrale betaling van de som
Die interest kan de wettelijke interestvoet zijn (7%) maar het staat de rechter vrij die voet op een ander percentage te bepalen. In de praktijk gaat het meestal om een lager percentage.
Beste groeten,
Bjorn.
[b]"[i]Cedant arma togae, concedat laurea linguae[/i]", Marcus Tullius CICERO, De Officiis 1, 22, 77.
"[i]Inter utrumque tene[/i]", Publius Ovidius NASO, Metamorphoses 2, 140.[/b]