#5 , 21 jul 2008 13:55
Oplichting:
Art. 496 Sw. (=strafwetboek): Hij die, met het oogmerk om zich een zaak toe te eigenen die aan een ander toebehoort, zich gelden, roerende goederen, verbintenissen, kwijtingen, schuldbevrijdingen doet afgeven of leveren, hetzij door het gebruik maken van valse namen of valse hoedanigheden, hetzij door het aanwenden van listige kunstgrepen om te doen geloven aan het bestaan van valse ondernemingen, van een denkbeeldige macht of van een denkbeeldig krediet, om een goede afloop, een ongeval of enige andere hersenschimmige gebeurtenis te doen verwachten of te doen vrezen of om op andere wijze misbruik te maken van het vertrouwen of van de lichtgelovigheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met geldboete van zesentwintig frank tot drieduizend frank.
Poging tot het wanbedrijf omschreven in het eerste lid wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig frank tot tweeduizend frank.
In de gevallen in de vorige leden omschreven kan de schuldige bovendien worden veroordeeld tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33.