#13 , 28 sep 2014 00:16
Wet van 20 februari 1991 houdende wijziging van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek inzake huishuur
Art. 14
§ 1
Met uitzondering van de artikelen 5 en 10 van de afdeling die bij artikel 2 in het Burgerlijk Wetboek wordt ingevoegd en met uitzondering van artikel 13, § 1, 4°, is deze wet ook van toepassing op de huurovereenkomsten gesloten vóór de inwerkingtreding ervan.
Art. 10 is het art. i.v.m. de huurwaarborg. Het is niet van toepassing op de overeenkomsten afgesloten voor de inwerkingtreding van de wet van 20 februari 1991.
De huurwaarborg werd voor het eerst geregeld door de Wet van 29 december 1983, waardoor artikel 1752bis werd ingevoegd in het Burgerlijk Wetboek.
Dit artikel luidde als volgt:
‘Artikel 1752bis. § 1. Indien een woning die de huurder tot hoofdverblijfplaats dient, hem is verhuurd voor een duur van ten hoogste negen jaar en indien de huurder, ongeacht de in artikel 1752 bedoelde zekerheid, ter nakoming van zijn verplichtingen een waarborg stelt die bestaat in een som geld, moet deze door de partijen op een geïndividualiseerde rekening ten name van de huurder worden geplaatst, hetzij bij een openbare kredietinstelling, hetzij bij een bank of bij een spaarkas. De door het alsdus geplaatste bedrag opgebrachte interest wordt gekapitaliseerd (VAN MINNEBRUGGEN, W., Art. 10 Woninghuurwet)
De verplichting om de waarborg te plaatsen op een individuele rekening geldt maar voor overeenkomsten afgesloten na de inwerkingtreding van de wet van 29 december 1983. Voor overeenkomsten die voor die datum werden afgesloten is geen intrest verschuldigd.