Burgerlijk Wetboek
Art. 333
§ 1
Elk exploot van betekening van een vonnis of arrest waarbij een vordering betreffende de afstamming wordt toegewezen, moet in afschrift worden medegedeeld aan het openbaar ministerie.
§ 2
Na het verstrijken van de termijn van hoger beroep of van voorziening in cassatie of, in voorkomend geval, na de uitspraak van het arrest waarbij de voorziening wordt afgewezen, zendt het openbaar ministerie onverwijld het beschikkende gedeelte van elk vonnis of arrest waarbij een vordering betreffende de afstamming wordt toegewezen aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar de akte van geboorte van het kind is opgemaakt of overgeschreven.
Indien de akte van geboorte niet in België is ingeschreven, wordt het beschikkende gedeelte gezonden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de verblijfplaats van het kind in België of, bij gebreke daarvan, aan die van het eerste district van Brussel.
De ambtenaar van de burgerlijke stand schrijft, binnen een maand, het beschikkende gedeelte over in zijn registers; melding daarvan wordt gemaakt op de kant van de akten betreffende de burgerlijke stand van het kind en van zijn afstammelingen.
Men moet het vonnis dus eerst laten betekenen door een gerechtsdeurwaarder. Daarna moet men niets doen. De termijn van hoger beroep is één maand. Daarna doet het parket onmiddellijk het nodige.