Ik stel me toch een vraag bij deze rechtsfiguur , hoewel ik de zin hiervan wel begrijp als een modulering van de radicale nietigheidssanctie door beperking van de teruggave van de restitutieplichten ,vind ik toch niet echt een bevredigend antwoord op de vraag :wanneer deze figuur toepassen ?
Het antwoord luidt dan vaak : de doelmatige bescherming van de maatschappelijke orde
Maar erg duidelijk vind ik dit niet
Ik geef een voorbeeld :
Het Hof van Beroep te Brussel besliste dat de Belgische staat geen teruggave kon vorderen van de wedde die aan een leraar van de Koninklijke Militaire School was uitbetaald in strijd met de regels van het cumulverbod.Partijen hadden met kennis van zaken een met openbare orde strijdige toestand laten ontstaan en voortbestaan , maar het behoud van de ten onrechte uitbetaalde wedde bracht geen blijvende verstoring van de maatschappelijke orde teweeg , terwijl de terugbetaling ervan integendeel het rechtsbewustzijn zou schokken .
Dus het is idd zo dat een niet -terugbetaling van de wedde niet echt problematisch is maar waarom zou aan de andere kant een terugbetaling zo een groot probleem vormen ( bv wegens onverschuldigde betaling ) ?