#7 , 14 dec 2005 17:35
Het ouderlijk gezag wordt geregeld door Artikel 374 van het Burgerlijk Wetboek. Dat werd in 1995 gewijzigd: men spreekt nu niet meer van "hoederecht", maar van gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag, of exclusieve uitoefening. Artikel 374 kent gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag quasi automatisch toe aan beide ouders, tenzij de rechter anders beslist.
Artikel 374 maakt geen onderscheid tussen gehuwde of ongehuwde ouders: het zegt enkel "wanneer de ouders niet samenleven ..."
Maar ja, wat ben je als vader met gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag als de hoofdverblijfplaats van het kind door de rechter bij de moeder bepaald wordt (= mag hij doen, staat ook in 374) en je ??n weekend om de twee weken plus de helft van de schoolvakanties krijgt?
Burgerlijk Wetboek
TITEL IX : OUDERLIJK GEZAG
Afdeling 1 : De persoon van het kind
Artikel 371
Een kind en zijn ouders zijn op elke leeftijd aan elkaar respect verschuldigd.
--------------------------------------------------------------------------------
Artikel 372
Een kind blijft onder het gezag van zijn ouders tot aan zijn meerderjarigheid of zijn ontvoogding.
--------------------------------------------------------------------------------
Artikel 373
Wanneer de ouders samenleven, oefenen zij het gezag over de persoon van het kind gezamenlijk uit.
Ten opzichte van derden die te goeder trouw zijn, wordt elke ouder geacht te handelen met instemming van de andere ouder wanneer hij, alleen, een handeling stelt die met dat gezag verband houdt behoudens de bij de wet bepaalde uitzonderingen.
Bij gebreke van instemming kan ??n van beide ouders de zaak bij de jeugdrechtbank aanhangig maken.
De rechtbank kan ??n van de ouders toestemming verlenen alleen op te treden voor ??n of meer bepaalde handelingen.
--------------------------------------------------------------------------------
Artikel 374
Wanneer de ouders niet samenleven, blijven zij het ouderlijk gezag gezamenlijk uitoefenen en geldt het in artikel 373, tweede lid, bepaalde vermoeden.
Bij gebreke van overeenstemming over de organisatie van de huisvesting van het kind, over de belangrijke beslissingen betreffende zijn gezondheid, zijn opvoeding, zijn opleiding en zijn ontspanning en over de godsdienstige of levensbeschouwelijke keuzes of wanneer deze overeenstemming strijdig lijkt met het belang van het kind, kan de bevoegde rechter de uitoefening van het ouderlijk gezag uitsluitend opdragen aan ??n van beide ouders.
Hij kan eveneens bepalen welke beslissingen met betrekking tot de opvoeding alleen met instemming van beide ouders kunnen worden genomen.
Hij bepaalt de wijze waarop de ouder die niet het ouderlijk gezag uitoefent, persoonlijk contact met het kind onderhoudt. Dat persoonlijk contact kan enkel om bijzonder ernstige redenen worden geweigerd. De ouder die niet het ouderlijk gezag uitoefent, behoudt het recht om toezicht te houden op de opvoeding van het kind. Hij kan bij de andere ouder of bij derden alle nuttige informatie hieromtrent inwinnen en zich in het belang van het kind tot de jeugdrechtbank wenden.
In elk geval bepaalt de rechter de wijze waarop het kind wordt gehuisvest en de plaats waar het in het bevolkingsregister wordt ingeschreven als hebbende aldaar zijn hoofdverblijf.
--------------------------------------------------------------------------------
Artikel 375
Indien de afstamming niet is vastgesteld ten aanzien van een van de ouders of indien een van beiden overleden of afwezig is dan wel in de onmogelijkheid verkeert zijn wil te kennen te geven, oefent de andere dat gezag alleen uit.
Als van beide ouders er geen overblijft die in staat is het ouderlijk gezag uit te oefenen, moet een voogdijregeling worden uitgewerkt.