#3 , 11 okt 2013 08:22
“Art.1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder ‘burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privé-leven’ de aansprakelijkheid krachtens de artikelen 1382 tot en met 1386bis van het Burgerlijk Wetboek…Art.3. Moeten als verzekerden beschouwd worden: 1° de verzekeringnemer en zijn samenwonende echtgenoot… ; 2° alle bij de verzekeringnemer inwonende personen met inbegrip van de studerenden zelfs indien zij om studieredenen buiten het hoofdverblijf van de verzekeringnemer verblijven…” (12 JANUARI 1984. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de minimumgarantievoorwaarden van de verzekeringsovereenkomsten tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privé-leven).
“Art.1384. Men is aansprakelijk niet alleen voor de schade welke men veroorzaakt door zijn eigen daad maar ook voor die welke veroorzaakt wordt door de daad van personen voor wie men moet instaan, of van zaken die men onder zijn bewaring heeft. De vader en de moeder zijn aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door hun minderjarige kinderen. De hierboven geregelde aansprakelijkheid houdt op, indien de ouders…bewijzen dat zij de daad welke tot die aansprakelijkheid aanleiding geeft, niet hebben kunnen beletten.”(Burgerlijk Wetboek).
‘De in art.1384,al.2 bedoelde aansprakelijkheid van de ouders bestaat zodra de schade werd veroorzaakt door de objectief onrechtmatige daad van hun minderjarig kind dat geen onderscheidingsvermogen bezat. De objectief onrechtmatige daad is de daad waardoor aan een derde schade wordt berokkend,die door een minderjarige wordt gesteld en die hij niet het recht had te stellen’[Cass. 11 december 2009(E.S.S./G.B.),R.W.2011-12,1808].
‘Deze bepaling schept een vermoeden van aansprakelijkheid in hoofde van de ouders voor de onrechtmatige daden door hun kinderen begaan. Zij kunnen deze aansprakelijkheid weerleggen door aan te tonen dat de onrechtmatige daad niet het gevolg is van een slechte bewaking noch van een slechte opvoeding.’(Cass. 23 februari 1989,Bull.Cass. 1989,649,J.T. 1989,235,R.W. 1989-90,645-646,noot).
‘Om de aansprakelijkheid van de ouders te kunnen aanvaarden,moet geen fout in de opvoeding en een fout in het toezicht voorhanden zijn. Als een kind een onrechtmatige daad begaat terwijl het onder schooltoezicht staat,kunnen de ouders en de school in gelijke mate tot betaling van schadevergoeding worden veroordeeld’(Cass. 28 september 1989,Pas. 1990,I,117,J.T. 1990,22,noot,Verkeersrecht 1990,150,De Verz. 1990,165,noot LAMBERT,M.,Bull.Cass. 1990,117, J.dr.jeun. 1990,afl.10,36,noot PHILIPPE,D.).
‘Het vermoeden van aansprakelijkheid dat art.1384,al.2 ten aanzien van de ouders voor hun minderjarige kinderen instelt,berust hetzij op een fout in de opvoeding,hetzij op een fout in het toezicht,zonder dat echter de aanvoering van beide fouten vereist is’(Cass. 3 februari 1987,R.W. 1987-88,434; Cass. 28 april 1987,R.W. 1987-88,434-435;Cass. 23 juni 1988,Verkeersrecht 1988,288,R.W. 1988-89,1228-1229,noot).
Ga naar Belgische wetgeving in JUSTEL-databanken van Belgisch Staatsblad. Klik voor WetBOEKEN achter ’Juridische aard’. Op afkondigingsdatum vindt u de overige akten. Inzake FEDERALE fiscale wetgeving zie http://www.fisconetplus.be/