In 2019 wordt het leegstandsreglement en de gemeentelijke belasting op leegstand van gebouwen en woningen aangenomen door de gemeenteraad. Het reglement geldt voor de periode 2020 tot en met 2025.
In het reglement zijn een aantal situaties voorzien die aanleiding geven tot vrijstelling van leegstandsbelasting.
De procedure is dat de vrijstelling aangevraagd wordt bij de beroepsinstantie van de gemeente. Deze doet uitspraak over het verzoek tot vrijstelling en betekent zijn beslissing binnen een termijn van negentig dagen na betekening van de aanvraag.
Als de betekening van de beslissing niet gebeurd is binnen de voorziene termijn, wordt de aanvraag tot vrijstelling geacht te zijn ingewilligd.
Verder wordt er in het leegstandsreglement verwezen naar het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.
Art. 9 §5 van dit decreet stelt dat de bevoegde overheid binnen een termijn van 6 maanden uitspraak doet over een bezwaarschrift ingediend naar aanleiding van een belastingaanslag.
1) Hier zijn blijkbaar twee termijnen in conflict met elkaar.
Volgens het adagium "lex superior derogat legi inferiori”, zou het decreet voorrang hebben op het gemeente reglement.
Echter het adagium “patere legem quam ipse fecisti” bepaalt dat een overheid die regels oplegt, deze regels zelf ook moet naleven.
Na het indienen van een gemotiveerd bezwaarschrift en het aanvragen van een vrijstelling, beslist de gemeenteraad dat het bezwaar verworpen wordt en de vrijstelling niet toegekend wordt. De termijn tussen de aanvraag tot vrijstelling en de betekening van de weigering bedraagt echter 150 dagen.
Welke termijn is nu van toepassing?
2) Het pand waarvoor de leegstandsbelasting gevorderd wordt, staat al enkele jaren leeg en in het verleden werd de belasting gewoon betaald.
Het pand gaat echter onteigend worden, wat dan ook de aanleiding was tot het indienen van een bezwaarschrift en het aanvragen van de vrijstelling. Een vrijstelling ingeval van onteigening is voorzien in het gemeente reglement.
In het bezwaarschrift wordt verwezen naar email verkeer van de onteigenende instantie waarin de onteigening bevestigd wordt. De onteigende instantie zet de gemeente zelfs in CC en schrijft dat ze contact opneemt met de gemeente.
De gesprekken tot minnelijke verwerving zijn ondertussen lopende en er werd een aankoop bod gedaan.
Een definitief onteigeningsplan is er (nog ?) niet.
Als motivatie voor de weigering vermeldt de gemeente “De aanvraag werd correct berekend op basis van de gegevens die wij op dat moment ter beschikking hadden”.
Mag ik hieruit besluiten dat bij het behandelen van het bezwaar geen rekening gehouden werd met de nieuw aangedragen elementen. Is de gemeente in deze ook niet gelijktijdig rechter en partij ?
3) Tot slot merk ik een aantal procedure fouten op.
- er werd geen ontvangstmelding van het bezwaarschrift gestuurd ook al wordt dat vermeld in het gemeentereglement.
- het adres van de rechtbank om beroep aan te tekenen is foutief.
Wat raden jullie aan ?