Graag hoop ik hier antwoorden te krijgen voor de voor mij zeer verwarrende materie.
Op 16 november 2011 (LJN BU 4569) heeft de afdeling een zelfstandig schadebesluit gebaseerd op het égalitébeginsel. Appellant verzocht om schadevergoeding, in de vorm van waardevermindering van zijn woning, ten gevolge van een besluit van het college, waarbij een vergunning is verleend voor verbouwen van woning (ten behoeve van een kinderdagverblijf). De vergunning is ism het bestemmingsplan verleend.
De uitspraak van 16 november 2011, is volgens mij te verenigen met de regeling voor de tegemoetkoming in planschade, genoemd in artikel 6.1 WRO, waarin de bouwvergunning niet als scahdeoorzaak is genoemd.
De docent betrekt hier de uitspraken 31 maart 2004, LJN AO6524 en 26 mei 2004, LJN AO9985 bij.
In beide arresten wordt vermeld dat voor nadeelcompensatie, als door appellant bedoeld, slechts plaats zou kunnen zijn, voorzover hij schade heeft geleden door andere besluiten dan die welke op grond van artikel 6.1 WRO een titel voor schadevergoeding kunnen vormen.
Ik heb twee vragen.
Wat bedoeld de afdeling met andere besluiten. welke besluiten naast die ogv art 6.1 vergoed worden vallen hieronder?
En mijn tweede vraag is wat de relatie tussen de uitspraak van 16 november en die van 31 maart en 26 mei is? Is het niet zo dat de twee arresten (31 maart en 26 mei) nog uitgingen van een exclusieve toekenning van schade ogv artikel 6.1 lid 2. En dan het recentere arrest ook een schadebesluit gebaseerd op het egalite beginsel als grondslag ziet. En zo ja hoe dan?
Ik hoop dat iemand mij hier verder mee kan helpen, ik loop namelijk echt vast!