successie rechten betalen op gestolen goederen ?

Nietzsche
Topic Starter
Berichten: 2

successie rechten betalen op gestolen goederen ?

#1 , 06 jun 2010 04:07

Geachte(n),

Inzake successie rechten heb ik volgende vragen.

Zijn successie rechten verschuldigd op roerende goederen die aantoonbaar ontvreemd werden van de erflater binnen drie jaar van overlijden? (zie art. 108) En dientengevolge niet in de effectieve erflating aanwezig zijn.

Kan de registratie enkel op grond van “vermoedens” (zie art. 105) registratie rechten invorderen gezien het feit van de diefstal binnen de drie jaar plaatsvond.


Ik verwijs hierbij naar Artikel 105 en Artikel 108 W. Succ.

Artikel 105


Behoudens de bewijs- en controlemiddelen speciaal voorzien door onderhavig wetboek, wordt het bestuur er toe gemachtigd, volgens de regelen en door alle middelen van gemeen recht, met inbegrip van getuigen en vermoedens, maar met uitzondering van de eed, en, bovendien, door de processen-verbaal van zijn agenten, elke overtreding van de beschikkingen van onderhavig wetboek vast te stellen en om het even welk feit te bewijzen dat de opvorderbaarheid van een recht of een boete laat blijken of er toe bijdraagt deze opvorderbaarheid te laten blijken.
Deze processen-verbaal gelden als bewijs tot het tegendeel bewezen is. Zij zullen aan belanghebbenden betekend worden binnen de maand van de vaststelling van de overtreding. Deze betekening mag gebeuren bij een ter post aangetekend schrijven. De afgifte van het stuk ter post geldt als betekening van de volgende dag af.

Artikel 108


De eis tot betaling van de rechten van successie en van overgang bij overlijden, alsmede van de boeten wegens gebrek aan aangifte of wegens niet-aangifte van enig roerend of onroerend goed, is, tot levering van het tegenbewijs, voldoende vastgesteld bij de door de afgestorvene te zijnen bate of op zijn verzoek verleden akten van eigendom.
Edoch, ten opzichte der roerende goederen waarop artikel 2279 van het Burgerlijk Wetboek betrekking heeft, bestaat het door vorige alinea gevestigd wettelijk vermoeden slechts op voorwaarde dat de akten niet reeds sedert meer dan drie jaar vòòr het overlijden bestaan; in het tegenovergesteld geval, kan het bestaan van bedoelde akten door het bestuur enkel ingeroepen worden als een element van vermoeden, overeenkomstig artikel 105.



Dank bij voorbaat voor de constructieve bijdragen.

Winston
Juridisch actief: Ja
Regio: België

Een juridische oplossing. Voor elk probleem, voor iedereen!

Benieuwd naar jouw juridische opties? Winston begeleidt jou aan de geschikte oplossing. Klik hier om jouw situatie te beschrijven en we nemen binnen de 24 uur met jou contact op voor persoonlijke begeleiding
scorpioen
Berichten: 9383
Juridisch actief: Nee

#2 , 06 jun 2010 10:20

1732. Algemeen. Het wettelijk vermoeden van artikel 108 is een vermoeden juris
tantum. Het tegenbewijs is dus toegelaten.
De wetgever heeft in het W. Succ. echter niet bepaald hoe dit tegenbewijs moet
geleverd worden. Bij gebrek aan wettelijke bepaling ter zake rest ons niets anders
dan terug te grijpen naar de regels van het gemeen recht. De wijze waarop het
tegenbewijs moet geleverd worden zal dan ook grondig verschillen naargelang de
erfopvolgers het tegenbewijs moeten leveren boven de inhoud van een akte die
titel vormt van een overeenkomst of van loutere feiten (zoals het verbruik van
gelden).
Het tegenbewijs zal ook verschillen naargelang de aard van de goederen waarvoor
het wettelijk vermoeden van artikel 108 wordt ingeroepen.
1744. Roerende goederen waarvoor het bezit als titel geldt. Wanneer de Administratie
zich beroept op het vermoeden van artikel 108 met betrekking tot roerende
goederen waarvoor het bezit als titel geldt, kunnen de erfopvolgers ofwel
bewijzen dat de goederen nooit toebehoord hebben aan de overledene, ofwel dat
ze hem niet meer toebehoren ten dage van het overlijden.
De Administratie toont zich trouwens zeer breed wat de levering van het
tegenbewijs betreft, op voorwaarde dat men door correct bewijsmateriaal de
materiële en/of de morele overtuiging kan bijbrengen dat de goederen bij het
overlijden inderdaad niet meer tot het patrimonium van de overledene behoren.
Maar de Administratie kan geen genoegen nemen, en neemt ook geen genoegen,
met loutere beweringen van verlies, diefstal, verbruik of schenking van de goederen
(gelden). Dat ze deze houding terecht heeft aangenomen, blijkt voldoende uit
de lange reeks van vonnissen en arresten waarbij loutere beweringen als onvoldoende
worden afgedaan
U verwijst naar art. 105 W. Succ. Dit is, wat roerende goederen betreft, van toepassing als er geen "akte van eigendom" is die minder dan drie jaar oud is. Als er een "akte van eigendom" is die minder dan drie jaar oud is geldt, voor roerende goederen, het wettelijk vermoeden van art. 108 W. Succ. De erfgenamen moeten aannemelijk maken dat de goederen gestolen werden.

Reclame

Terug naar “Successie- & Registratierechten”