Pagina 1 van 1

Een procedure voor het Arbitragehof

Geplaatst: 17 feb 2006 22:37
door Chrisis
Hallo allemaal,

Ik ben op zoek naar rechtskundigen die mij wegwijs kunnen maken over het inleiden van een procedure bij het Arbitragehof.

Ik wil namelijk een rechtsongelijkheid aanvechten waarvoor de overheid mijn inziens geen aanvaardbare verantwoording kan geven.

Hoe leid ik zoiets in?
Hoe steekt vormelijk zo een procedure ineen?
Is het een verzoekschrift, een dagvaarding, via een aangetekende zending,.... ?
Moet ik in zo een procedure worden vertegenwoordigd door een advocaat, of kan ik voor mezelf pleiten?
Moet er ?berhaupt gepleit worden, of gebeurt dit enkel op papier
Wat zijn de voorwaarden opdat de klacht ontvankelijk zou zijn?

Als er studenten Rechten zijn die daarbij willen helpen, zou ik dat enorm op prijs stellen.

Geplaatst: 18 feb 2006 12:41
door Bjorn Ketels
Geachte,

Via het Arbitragehof (nu spreekt men over het "Grondwettelijk Hof") kunt U (enkel) wetgevende akten (wetten, decreten en ordonnanties) laten toetsen op hun overeenstemming met de in de Grondwet gewaarborgde rechten (waaronder het gelijkheidsbeginsel) en de bevoegdheidsregels. Het Hof is dus niet bevoegd voor het evalueren van Koninklijke Besluiten, besluiten van gemeenschaps- of gewestregeringen, gemeentelijke verordeningen, etc.

Er is een dubbele toegang tot het Grondwettelijk Hof: men kan dus een zaak aanhangig maken d.m.v. een vernietigingsberoep of d.m.v. een prejudici?le vraag.

Een beroep tot vernietiging kan ingeleid worden door iedere natuurlijke of rechtspersoon die doet blijken van een belang. Vernietigingsberoepen zijn slechts ontvankelijk als zij binnen de zes maanden na de bekendmaking van de wetgevende akte in het Belgisch Staatsblad worden ingesteld. Die termijn kan voor particulieren niet heropend worden. In afwachting van een uitspraak ten gronde kan U het Hof ook verzoeken de wetgevende akte waartegen het vernietigingsberoep is ingesteld geheel of gedeeltelijk te schorsen. Daarvoor is onder meer vereist dat er ernstige middelen zijn en dat de onmiddellijke uitvoering van de betrokken akte een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen.

Een prejudici?le vraag wordt principieel (i.e. behoudens enkele uitzonderingen) gesteld door een rechtscollege waarbij een geschil aanhangig is en waarbij de vraag rijst of een wetgevende akte al dan niet in overeenstemming is met de in de Grondwet gewaarborgde rechten en de bevoegdheidsregels. De betrokken akte wordt dan niet vernietigd maar de rechter die de vraag gesteld heeft, is wel gebonden door de uitspraak van het Grondwettelijk Hof en moet in die concrete zaak die interpretatie volgen.

Louter illustratief post ik hierna enkele belangrijke extracten van de Bijzondere Wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof. Daarin kunt U in extenso de procedure nalezen. De artikelen die voor U belangrijk zijn, staan in het vet.

TITEL I. - BEVOEGDHEID VAN HET ARBITRAGEHOF.

HOOFDSTUK I. - Beroepen tot vernietiging.

Afdeling I. - Beroepen.

Artikel 1. Het Arbitragehof doet, bij wege van arrest, uitspraak op de beroepen tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van een wet, een decreet of een in (artikel 134 van de Grondwet) bedoelde regel wegens schending van : <W 2003-03-09/47, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
1� de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten; of
(2� de artikelen van titel II " De Belgen en hun rechten ", en de artikelen 170, 172 en 191 van de Grondwet.) <W 2003-03-09/47, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>


Art. 2. De in artikel 1 bedoelde beroepen worden ingesteld :
1� door de Ministerraad, door de Executieve van een Gemeenschap of van een Gewest;
2� door iedere natuurlijke of rechtspersoon die doet blijken van een belang; of
3� door de voorzitters van de wetgevende vergaderingen op verzoek van twee derde van hun leden.

Art. 3. � 1. Onverminderd het bepaalde in paragraaf 2 en artikel 4 zijn de beroepen strekkende tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van een wet, een decreet of een in (artikel 134 van de Grondwe)t bedoelde regel, slechts ontvankelijk indien zij worden ingesteld binnen een termijn van zes maanden na de bekendmaking van de wet, het decreet of de in het (artikel 134 van de Grondwet) bedoelde regel. <W 2003-03-09/47, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
� 2. De beroepen strekkende tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van een wet, een decreet of een in (artikel 134 van de Grondwet) bedoelde regel waardoor een verdrag instemming verkrijgt, zijn slechts ontvankelijk, indien zij worden ingesteld binnen een termijn van zestig dagen na de bekendmaking van de wet, het decreet of de in (artikel 134 van de Grondwet) bedoelde regel. <W 2003-03-09/47, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>

Art. 3bis. <Ingevoegd bij W 2001-07-13/35, art. 53; ED : 01-01-2002> Voor de beroepen tot nietigverklaring van een decreet of een regel bedoeld in artikel 134 van de Grondwet, die gegrond zijn op de schending van de artikelen 6, � 2, en 9, � 1, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, begint de termijn van zes maanden waarin artikel 3 voorziet pas te lopen zodra de inkohieringstermijn bepaald in artikel 359 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 verstreken is.

Art. 4. Voor de Ministerraad of voor de Executieve van een Gemeenschap of van een Gewest staat een nieuwe termijn van zes maanden open voor het instellen van een beroep tot vernietiging tegen een wet, een decreet of een in (artikel 134 van de Grondwet) bedoelde regel, wanneer : <W 2003-03-09/47, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
1� een beroep is ingesteld tegen een norm die hetzelfde onderwerp heeft en die vastgesteld is door een andere wetgever dan die welke de wet, het decreet of de in (artikel 134 van de Grondwet) bedoelde regel heeft aangenomen. De termijn gaat in op de datum van de bekendmaking van de in artikel 74 bedoelde vermelding; <W 2003-03-09/47, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
(2�) het Hof een norm vernietigd heeft die, geheel of gedeeltelijk, hetzelfde onderwerp heeft en die vastgesteld is door een andere wetgever dan die welke de wet, het decreet of de in (artikel 134 van de Grondwet) bedoelde regel heeft aangenomen. De termijn gaat in op de datum van de kennisgeving van het door het Hof gewezen arrest aan, al naar het geval, de Eerste Minister en aan de voorzitters van de Executieven. <W 2003-03-09/47, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003> <W 2003-03-09/47, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
(Voor de Ministerraad, voor de Regering van een Gemeenschap of van een Gewest, voor de voorzitters van de wetgevende vergaderingen op verzoek van twee derde van hun leden of voor iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die doet blijken van een belang staat een nieuwe termijn van zes maanden open voor het instellen van een beroep tot vernietiging tegen een wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel, wanneer het Hof, uitspraak doende op een prejudici�le vraag, verklaard heeft dat die wet, dat decreet of die artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel een van de in artikel 1 bedoelde regels of artikelen van de Grondwet schendt. De termijn gaat respectievelijk in op de datum van de kennisgeving van het door het Hof gewezen arrest aan, al naar het geval, de Eerste Minister en de voorzitters van de Regeringen en aan de voorzitters van de wetgevende vergaderingen, of op de datum van de bekendmaking van het arrest in het Belgisch Staatsblad.) <W 2003-03-09/47, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>

Art. 5. Een beroep tot vernietiging wordt bij het Hof aanhangig gemaakt door middel van een verzoekschrift dat, al naar het geval, ondertekend wordt door de Eerste Minister, door een lid van de Executieve, door haar aangewezen, door de voorzitter van een wetgevende vergadering of door degene die doet blijken van een belang of hun advocaat.

Art. 6. Het verzoekschrift wordt gedagtekend. Het vermeldt het onderwerp van het beroep en bevat een uiteenzetting van de feiten en middelen.

Art. 7. De verzoekende partij voegt bij haar verzoekschrift een afschrift van de wet, het decreet of de in (artikel 134 van de Grondwet) bedoelde regel waartegen het beroep gericht is, en, in voorkomend geval, van de bijlagen ervan. <W 2003-03-09/47, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>

Indien het beroep wordt ingesteld door de Ministerraad, door de Executieve van een Gemeenschap of een Gewest of door de voorzitter van een wetgevende vergadering, voegt de verzoekende partij daarenboven bij haar verzoekschrift een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing waarbij zij besloten heeft het beroep in te stellen.
Indien een rechtspersoon het beroep instelt of in het geding tussenkomt, legt deze partij, op het eerste verzoek, het bewijs voor, (van de beslissing om het beroep in te stellen of voort te zetten of om tussen te komen en, wanneer haar statuten moeten worden bekendgemaakt in de bijlagen bij het Belgisch Staatsblad, een kopie van die bekendmaking). <W 2003-03-09/47, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>

Art. 8. Indien het beroep gegrond is, vernietigt het Arbitragehof geheel of ten dele de wet, het decreet of de in (artikel 134 van de Grondwet) bedoelde regel waartegen het beroep is gericht. <W 2003-03-09/47, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
Zo het Hof dit nodig oordeelt, wijst het, bij wege van algemene beschikking, die gevolgen van de vernietigde bepalingen aan welke als gehandhaafd moeten worden beschouwd of voorlopig gehandhaafd worden voor de termijn die het vaststelt.


Afdeling II. - Gevolgen van de vernietigingsarresten.

Art. 9. � 1. De door het Arbitragehof gewezen vernietigingsarresten hebben een absoluut gezag van gewijsde vanaf hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
� 2. De door het Arbitragehof gewezen arresten waarbij beroepen tot vernietiging verworpen worden, zijn bindend voor de rechtscolleges wat de door die arresten beslechte rechtspunten betreft.

Art. 10. De in kracht van gewijsde gegane beslissing van een strafgerecht kan, in zoverre zij gegrond is op een bepaling van een wet, een decreet of een in (artikel 134 van de Grondwet) bedoelde regel die vervolgens door het Arbitragehof is vernietigd, of op een verordening ter uitvoering van zodanige wet, decreet of in (artikel 134 van de Grondwet) bedoelde regel, geheel of ten dele worden ingetrokken door het gerecht dat die beslissing heeft gewezen. <W 2003-03-09/47, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>

Art. 11. Het staat aan het openbaar ministerie de intrekking te vorderen.
Het recht om de intrekking te vorderen, behoort bovendien :
1� aan de veroordeelde;
2� aan degene ten aanzien van wie een beslissing is gewezen waarbij opschorting van de uitspraak van de veroordeling wordt gelast;
3� ingeval de veroordeelde of, in voorkomend geval, de persoon ten aanzien van wie een beslissing is gewezen waarbij opschorting van de uitspraak van de veroordeling wordt gelast, overleden is dan wel onbekwaam of afwezig verklaard is, aan zijn echtgenoot, aan de bloedverwanten in de neerdalende en de opgaande lijn, aan zijn broers en zusters;
4� aan de partij die burgerrechtelijk aansprakelijk is verklaard voor de veroordeelde of, in voorkomend geval, voor degene ten aanzien van wie een beslissing is gewezen waarbij opschorting van de uitspraak van de veroordeling wordt gelast.

Art. 12. � 1. De zaak wordt bij het bevoegde gerecht aanhangig gemaakt, hetzij door een vordering van het openbaar ministerie, hetzij door een verzoekschrift dat de grond tot intrekking omschrijft.
Op straffe van nietigheid wordt de vordering ingesteld binnen zes maanden na de bekendmaking van het arrest van het Arbitragehof in het Belgisch Staatsblad.
� 2. Na kennisneming van de vordering of van het verzoekschrift benoemt dat gerecht, ingeval de veroordeelde overleden, afwezig of onbekwaam verklaard is, een curator voor zijn verdediging, die hem vertegenwoordigt bij de intrekkingsprocedure.
� 3. Het openbaar ministerie laat het verzoekschrift betekenen aan allen die partij zijn bij de bestreden beslissing. De betekening bevat een dagvaarding om te verschijnen voor het gerecht dat de bestreden beslissing heeft gewezen, en de tekst van de artikelen 10 tot 12 van deze wet.
De beslissing waarbij een einduitspraak wordt gedaan over de intrekking, wordt geacht op tegenspraak te zijn gewezen ten aanzien van de regelmatig gedagvaarde burgerlijke partij, zelfs wanneer deze niet in het geding tot intrekking is tussengekomen v��r de sluiting van de debatten.
� 4. Het dossier op basis waarvan de bestreden beslissing is gewezen, wordt gedurende ten minste vijftien dagen ter inzage gelegd van de partijen.
� 5. Het gerecht waarbij de zaak aanhangig is gemaakt, kan, indien de veroordeelde zich in hechtenis bevindt krachtens de beslissing waarvan de intrekking wordt gevorderd, zijn voorlopige invrijheidstelling gelasten volgens de procedure bepaald in artikel 7, tweede, derde en vierde lid, van de wet van 20 april 1874 betreffende de voorlopige hechtenis.
Dat gerecht kan ook, indien de aangevoerde middelen ernstig lijken en van dien aard dat ze de gevorderde intrekking rechtvaardigen, de opschorting bevelen van alle maatregelen tot tenuitvoerlegging of toepassing van de beslissing die voor intrekking vatbaar is.
� 6. De rechter kan, op verzoek van ��n der personen bedoeld in artikel 11, 1� tot 4� , bevelen dat, zijn beslissing tot intrekking bij uittreksel wordt bekendgemaakt in een dagblad dat hij aanwijst.
� 7. De procedurekosten komen ten laste van de Staat.

Art. 13. � 1. De veroordelingen in strafzaken gegrond op een vernietigde wet, een vernietigd decreet of een in (artikel 134 van de Grondwet) bedoelde vernietigde regel, of op een verordening ter uitvoering van zodanige wet, decreet of in (artikel 134 van de Grondwet) bedoelde regel, evenals de beslissingen tot opschorting van de uitspraak van dergelijke veroordelingen worden door de intrekking ongedaan gemaakt binnen de grenzen waarin zij is uitgesproken. <W 2003-03-09/47, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
� 2. Indien bij de bestreden beslissing slechts ��n straf is uitgesproken wegens verscheidene strafbare feiten waarvan ten minste ��n gepleegd werd met overtreding van een bepaling die niet vernietigd is, kan de rechter, op vordering van het openbaar ministerie en mits de strafvordering niet is verjaard, hetzij de veroordeling integraal handhaven, hetzij de straf verminderen, hetzij de uitspraak van de veroordeling opschorten, hetzij een vrijsprekend vonnis wijzen.
� 3. Indien de feiten die geleid hebben tot het ingetrokken vonnis, strafbaar blijven krachtens bepalingen die ten gevolge van de vernietiging opnieuw toepasselijk worden, kan de rechter die de vordering tot intrekking behandeld heeft, op vordering van het openbaar ministerie en mits de strafvordering niet is verjaard, nieuwe veroordelingen uitspreken, evenwel zonder dat daaruit een verzwaring van straffen mag volgen.
� 4. De rechter gelast de terugbetaling van de ten onrechte ge�nde geldboete, vermeerderd met de wettelijke interest te rekenen van de inning.
Artikel 28 van de wet van 20 april 1874 betreffende de voorlopige hechtenis is mede van toepassing op de veroordeelde die ter uitvoering van het ingetrokken vonnis ten onrechte in hechtenis is gesteld.
� 5. Indien de rechter ten gevolge van de intrekking niet langer bevoegd is om uitspraak te doen op de burgerlijke rechtsvordering, verwijst hij deze naar de bevoegde rechter. De artikelen 660 tot 663 van het Gerechtelijk Wetboek en artikel 16, �� 1 en 2, van deze wet zijn mede van toepassing op die verwijzing.

Art. 14. De beslissingen tot internering van verdachten en beschuldigden in staat van krankzinnigheid, geestesstoornis of zwakzinnigheid, uitgesproken krachtens de wet tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen en gewoontemisdadigers, kunnen worden ingetrokken overeenkomstig de artikelen 10 tot 13.

Art. 15. In afwijking van artikel 1082, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, kan een tweede voorziening in cassatie worden ingesteld wanneer die zich uitsluitend beroept op de vernietiging door het Arbitragehof van de bepaling van een wet, een decreet of een in (artikel 134 van de Grondwet) bedoelde regel die ten grondslag aan de bestreden beslissing heeft gelegen of van een verordening die ter uitvoering van zodanige norm is vastgesteld. <W 2003-03-09/47, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>

Art. 16. � 1. De in kracht van gewijsde gegane beslissing van een burgerlijk gerecht kan, in zoverre zij gegrond is op een bepaling van een wet, een decreet of een in (artikel 134 van de Grondwet) bedoelde regel die vervolgens door het Arbitragehof is vernietigd, of op een verordening ter uitvoering van zodanige norm, geheel of ten dele worden ingetrokken op verzoek van degenen die daarbij partij zijn geweest of behoorlijk opgeroepen. <W 2003-03-09/47, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
� 2. De rechter kan binnen de grenzen van de intrekking een nieuwe beslissing uitspreken die steunt op een andere grond of op een andere juridische omschrijving van een feit of een handeling waarmee de bestreden beslissing wordt gestaafd.
� 3. De vordering tot intrekking wordt aanhangig gemaakt bij het gerecht dat de bestreden beslissing heeft gewezen; ze wordt ingeleid door een dagvaarding die de uiteenzetting van de middelen bevat en betekend wordt aan alle bij de bestreden beslissing betrokken partijen, een en ander op straffe van nietigheid.
� 4. Op straffe van verval moet de vordering worden ingesteld binnen zes maanden na de bekendmaking van het arrest van het Arbitragehof in het Belgisch Staatsblad.

Art. 17. Een arrest van de Raad van State kan, in zoverre het gegrond is op een bepaling van een wet, een decreet of een in (artikel 134 van de Grondwet) bedoelde regel die vervolgens door het Arbitragehof is vernietigd, of op een verordening ter uitvoering van zodanige norm, geheel of ten dele worden ingetrokken. <W 2003-03-09/47, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
De termijn van beroep is zes maanden te rekenen van de dag waarop het arrest van het Arbitragehof in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 18. Niettegenstaande de door de wetten en bijzondere verordeningen bepaalde termijnen verstreken zijn, kan tegen de handelingen en verordeningen van de verschillende bestuursorganen alsook tegen de beslissingen van andere gerechten dan die bedoeld in artikel 16 van deze wet, voor zover die gegrond zijn op een bepaling van een wet, een decreet of een in (artikel 134 van de Grondwet) bedoelde regel, die vervolgens door het Arbitragehof is vernietigd, of op een verordening ter uitvoering van zodanige norm, al naar het geval, elk administratief of rechterlijk beroep worden ingesteld dat daartegen openstaat, binnen zes maanden na de bekendmaking van het arrest van het Arbitragehof in het Belgisch Staatsblad. <W 2003-03-09/47, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>

Afdeling III. - Schorsing.

Art. 19. Op vordering van de verzoekende partij kan het Hof, bij een met redenen omklede beslissing, de wet, het decreet of de in (artikel 134 van de Grondwet) bedoelde regel, waartegen een beroep tot vernietiging gericht is, geheel of ten dele schorsen. <W 2003-03-09/47, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>

Art. 20. (Onverminderd artikel 16ter van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en artikel 5ter van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brussels instellingen, kan slechts tot schorsing worden besloten: ) <W 2003-03-09/47, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
1� als ernstige middelen worden aangevoerd en op voorwaarde dat de onmiddellijke uitvoering van de wet, het decreet of de in (artikel 134 van de Grondwet) bedoelde regel, waartegen het beroep gericht is, een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen; <W 2003-03-09/47, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
2� als een beroep is ingesteld tegen een norm die identiek is met (of gelijkaardig aan) een reeds door het Arbitragehof vernietigde norm en die door dezelfde wetgever is aangenomen. <W 2003-03-09/47, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>

Art. 21. De schorsing wordt gevorderd in het verzoekschrift tot vernietiging of in een afzonderlijke, overeenkomstig artikel 5 ondertekende akte, die bij het verzoekschrift gevoegd of in de loop van het geding ingediend wordt.
(In afwijking van artikel 3, zijn de verzoekschriften tot schorsing slechts ontvankelijk wanneer zij worden ingediend binnen een termijn van drie maanden na de bekendmaking van de wet, het decreet of de in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel.) <W 2003-03-09/47, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>

Art. 22. (Onverminderd het bepaalde in artikel 16ter van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en in artikel 5ter van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, bevat de vordering bedoeld in artikel 20, 1�,) een uiteenzetting van de feiten waaruit moet blijken dat de onmiddellijke toepassing van de bestreden norm een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kan berokkenen. <W 2003-03-09/47, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
Wanneer de vordering bij een afzonderlijke akte wordt ingesteld, wordt zij gedagtekend en vermeldt zij de norm waartegen het beroep tot vernietiging gericht is.

Art. 23. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 70 tot 73 , doet het Hof onverwijld uitspraak op de vordering bij een met redenen omkleed arrest, na de partijen te hebben gehoord.


Art. 24. Het arrest dat de schorsing beveelt, wordt in het Nederlands, in het Frans en in het Duits gesteld. Ten verzoeke van de griffier wordt het binnen vijf dagen na de uitspraak (in zijn geheel of bij uittreksel) in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. <W 2003-03-09/47, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
Het heeft gevolg vanaf de dag van zijn bekendmaking.

Art. 25. Het Hof wijst zijn arrest op de hoofdvordering binnen drie maanden na de uitspraak van het arrest dat de schorsing beveelt. De termijn kan niet worden verlengd.
Indien het arrest op de hoofdvordering niet gewezen is binnen die termijn, houdt de schorsing onmiddellijk op gevolg te hebben.


HOOFDSTUK II. - Prejudici�le vragen.

Art. 26. � 1. Het Arbitragehof doet, bij wijze van prejudici�le beslissing, uitspraak bij wege van arrest op vragen omtrent :
1� de schending door een wet, een decreet of een in (artikel 134 van de Grondwet) bedoelde regel van de regels die door of krachtens de Grondwet zijn vastgesteld voor het bepalen van de onderscheiden bevoegdheid van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten; <W 2003-03-09/47, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
2� onverminderd 1�, elk conflict tussen decreten of tussen regels bedoeld in (artikel 134 van de Grondwet), die uitgaan van verschillende wetgevers en voor zover het conflict ontstaan is uit hun onderscheiden werkingssfeer; <W 2003-03-09/47, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
(3� de schending door een wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel van de artikelen van titel II " De Belgen en hun rechten ", en de artikelen 170, 172 en 191 van de Grondwet,) <W 2003-03-09/47, art. 9, 006; ED : 21-04-2003>

(� 1bis. Van het toepassingsgebied van dit artikel worden uitgesloten de wetten, de decreten en de in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regels waardoor een constituerend verdrag betreffende de Europese Unie of het Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de men en de fundamentele vrijheden of een Aanvullend Protocol bij dit Verdrag instemming verkrijgt.) <W 2003-03-09/47, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
(� 2. Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen voor een rechtscollege, dan moet dit college het Arbitragehof verzoeken op deze vraag uitspraak te doen.
Het rechtscollege is daartoe echter niet gehouden :
1� wanneer de zaak niet door het betrokken rechtscollege kan worden behandeld om redenen van onbevoegdheid of niet-ontvankelijkheid, tenzij wanneer die redenen ontleend zijn aan normen die zelf het onderwerp uitmaken van het verzoek tot het stellen van de prejudici�le vraag;
2� wanneer het Arbitragehof reeds uitspraak heeft gedaan op een vraag of een beroep met een identiek onderwerp.
Het rechtscollege waarvan de beslissing vatbaar is voor, al naar het geval, hoger beroep, verzet, voorziening in Cassatie of beroep tot vernietiging bij de Raad van State, is daartoe evenmin gehouden wanneer de wet, het decreet of de in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel een regel of een artikel van de Grondwet bedoeld in � 1 klaarblijkelijk niet schendt of wanneer het rechtscollege meent dat het antwoord op de prejudici�le vraag niet onontbeerlijk is om uitspraak te doen.) <W 2003-03-09/47, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
(� 3. Behalve wanneer ernstige twijfel bestaat over de verenigbaarheid van een wet, een decreet of een in artikel 134 van de Grondwet bedoelde regel met een van de in � 1 bedoelde regels of artikelen van de Grondwet en geen vraag of beroep met hetzelfde onderwerp bij het Hof aanhangig is, is een rechtscollege zowel in het geval de vordering spoedeisend is en de uitspraak over de vordering slechts een voorlopig karakter heeft, als in het geval het een procedure ter beoordeling van de handhaving van de voorlopige hechtenis betreft, er niet toe gehouden een prejudi�le vraag te stellen.) <W 2003-03-09/47, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>

Art. 27. � 1. Prejudici�le vragen worden bij het Hof aanhangig gemaakt door overzending van een door de voorzitter en door de griffier van het rechtscollege ondertekende expeditie van de beslissing tot verwijzing.
� 2. De beslissing tot verwijzing vermeldt de bepalingen van de wet, het decreet of de in (artikel 134 van de Grondwet) bedoelde regel die het onderwerp uitmaken van de vraag; in voorkomend geval preciseert zij bovendien welke artikelen van de Grondwet of van de bijzondere wetten ter zake dienend zijn. Het Arbitragehof kan evenwel de gestelde prejudici�le vraag herformuleren. <W 2003-03-09/47, art. 27, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>

Art. 28. Het rechtscollege dat de prejudici�le vraag heeft gesteld evenals elk ander rechtscollege dat in dezelfde zaak uitspraak doet, moeten voor de oplossing van het geschil naar aanleiding waarvan de in artikel 26 bedoelde vragen zijn gesteld, zich voegen naar het arrest van het Arbitragehof.


Art. 29. � 1. Tegen de beslissing van een rechtscollege kan, in zover dit aan het Arbitragehof een prejudici�le vraag stelt, geen enkel rechtsmiddel worden aangewend.
� 2. De beslissing waarbij een rechtscollege weigert een prejudici�le vraag te stellen, moet de redenen van de weigering aangeven. Tegen de beslissing van een rechtscollege kan, in zover dit een dergelijke vraag weigert te stellen, geen afzonderlijk rechtsmiddel worden aangewend.

Art. 30. De beslissing om aan het Arbitragehof een prejudici�le vraag te stellen schort de procedure en de termijnen van procedure en verjaring op vanaf de datum van die beslissing tot de datum waarop het arrest van het Arbitragehof ter kennis wordt gebracht van het rechtscollege dat de prejudici�le vraag heeft gesteld. Een afschrift ervan wordt aan de partijen gezonden.

HOOFDSTUK III. <Ingevoegd bij W 2003-03-09/47, art. 10; Inwerkingtreding : 21-04-2003> - Gemeenschappelijke bepalingen.

Art. 30. (oud art. 124bis) <Ingevoegd bij W 1989-01-16/30, art. 68, 002 : Inwerkingtreding : 1989-01-01> Voor de toepassing van de artikelen 1 en 26, � 1, worden als regels bedoeld in 1� van deze twee bepalingen, beschouwd het overleg, de betrokkenheid, het geven van inlichtingen, de adviezen, de eensluidende adviezen, de akkoorden, de gemeenschappelijke akkoorden en de voorstellen waarvan sprake is in de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, de samenwerkingsakkoorden bedoeld in artikel 92bis van voornoemde wet uitgezonderd, alsook in de bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten of in elke andere wet genomen ter uitvoering van de (artikelen 39, 127, � 1, 128, � 1, 129, � 1, 130, � 1, 135, 136, 137, 140, 166, 175, 176 en 177 van de Grondwet). <W 2003-03-09/47, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>

(...)

TITEL V. - RECHTSPLEGING VOOR HET ARBITRAGEHOF.

HOOFDSTUK I. - Inschrijving op de rol en aanwijzing van de verslaggevers.

Art. 67. De griffier brengt de zaken op de rol van het Hof in de volgorde van ontvangst.

Art. 68. Voor elke zaak zijn de verslaggevers de rechters die op ieder van de in artikel 59 bedoelde lijsten als eerste vermeld staan.
Elke verslaggever heeft tot taak het dossier te behandelen en ter terechtzitting verslag uit te brengen.

HOOFDSTUK II. - Voorafgaande rechtspleging.

Art. 69. Er is een beperkte kamer, bestaande uit de voorzitter en de twee verslaggevers.

Art. 70. Dadelijk na ontvangst van een beroep tot vernietiging of van een verwijzingsbeslissing onderzoeken de verslaggevers of het bij inzage van het verzoekschrift of van de verwijzingsbeslissing, duidelijk is dat het beroep of de vraag klaarblijkelijk niet ontvankelijk of (niet gegrond is, dat het Arbitragehof) klaarblijkelijk niet bevoegd is om er kennis van te nemen (of dat de zaak lijkt te kunnen. worden afgedaan met een arrest van onmiddellijk antwoord). <W 2003-03-09/47, art. 15, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>

Art. 71. Indien het beroep tot vernietiging of de prejudici�le vraag klaarblijkelijk niet ontvankelijk lijkt of klaarblijkelijk niet tot de bevoegdheid van het Hof behoort, brengen de verslaggevers hierover bij de voorzitter verslag uit binnen een termijn van maximum dertig dagen na ontvangst van het verzoekschrift of van de verwijzingsbeslissing; indien de bestreden regel tevens het onderwerp is van een vordering tot schorsing, wordt deze termijn teruggebracht tot maximum tien dagen.
De conclusies van de verslaggevers worden door de griffier ter kennis gebracht van de partijen binnen de in het eerste lid bepaalde termijn. De partijen beschikken over vijftien (...) dagen, te rekenen van de ontvangst van de kennisgeving, om een memorie met verantwoording in te dienen. <W 2003-03-09/47, art. 16, 006; ED : 21-04-2003>
De beperkte kamer kan dan, met eenparigheid van stemmen beslissen dat de zaak zonder verdere rechtspleging wordt afgedaan met een arrest dat het beroep of de vraag niet ontvankelijk verklaart of waarin wordt vastgesteld dat het Hof niet bevoegd is.
Wordt het voorstel om een arrest van niet-ontvankelijkheid of niet-bevoegdheid uit te spreken niet gevolgd, dan stelt de beperkte kamer dit bij beschikking vast.

Art. 72. <W 2003-03-09/47, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003> Indien de verslaggevers oordelen dat het beroep tot vernietiging klaarblijkelijk niet gegrond is, de prejudici�le vraag klaarblijkelijk negatief moet worden beantwoord of de zaak, wegens de aard ervan of de relatieve eenvoud van de erin opgeworpen problemen, kan worden afgedaan met een arrest van onmiddellijk antwoord, brengen zij hierover bij het Hof verslag uit binnen een termijn van maximum dertig dagen na ontvangst van het verzoekschrift of de verwijzingsbeslissing; indien de bestreden regel tevens het onderwerp is van een vordering tot schorsing, wordt deze termijn teruggebracht tot maximum tien dagen.
De conclusies van de verslaggevers worden door de griffier ter kennis gebracht van de partijen binnen de in het eerste lid bepaalde termijn. Indien in de conclusies van de verslaggevers wordt voorgesteld om een schending vast te stellen van de in de artikelen 1 en 26 vermelde regels, wordt daarvan, alsmede van het beroep tot vernietiging of de beslissing die de prejudici�le vraag bevat, kennisgegeven aan de in artikel 76 vermelde partijen. De partijen beschikken over vijftien dagen, te rekenen van de ontvangst van de kennisgeving, om een memorie van verantwoording in te dienen.
Het Hof kan dan beslissen dat de zaak zonder verdere rechtspleging wordt afgedaan met een arrest van onmiddellijk antwoord of met een arrest waarin, naar gelang van het geval, het beroep niet gegrond wordt verklaard of de vraag negatief wordt beantwoord.
Wordt het voorstel om een arrest van niet-gegrondheid of een arrest van onmiddellijk antwoord uit te spreken niet gevolgd, dan stelt het Hof dit bij beschikking vast.

Art. 73. Van de arresten bedoeld in de artikelen 71, derde lid, en 72, derde lid, wordt kennis gegeven aan de partijen.


HOOFDSTUK III. - Bekendmaking en kennisgeving van de beroepen en de prejudici�le vragen.

Art. 74. Wanneer geen toepassing is gegeven aan de artikelen 71 en 72 of na inzage van de in artikel 71, vierde lid, bedoelde beschikking of van de beschikking bedoeld in artikel 72, vierde lid, laat de griffier in het Belgisch Staatsblad, in het Nederlands, het Frans en het Duits een bericht bekendmaken waarin de indiener en het onderwerp van het beroep of van de prejudici�le vraag worden aangegeven.
(Het verzoekschrift tot vernietiging kan worden geraadpleegd ter griffie van het Hof tijdens een termijn van dertig dagen vanaf de in het eerste lid bedoelde bekendmaking.) <W 2003-03-09/47, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
De procedure wordt voortgezet overeenkomstig de navolgende bepalingen.

Art. 75. Het Hof kan ambtshalve een advocaat aanstellen. De aanstelling zal als nietig worden beschouwd indien de belanghebbende partij een persoonlijke raadsman kiest.
De Koning bepaalt op welke wijze de bijstand zal worden verleend.


Art. 76. � 1. De griffier brengt de door de Ministerraad ingestelde beroepen tot vernietiging ter kennis van de Gemeenschaps- en Gewestexecutieven en van de voorzitters van de wetgevende vergaderingen.
� 2. Hij brengt de door een Gemeenschaps- of Gewestexecutieve ingestelde beroepen tot vernietiging ter kennis van de Ministerraad en van de andere Executieven en van de voorzitters van de wetgevende vergaderingen.
� 3. Hij brengt de door de voorzitter van een wetgevende vergadering ingestelde beroepen tot vernietiging ter kennis van de Ministerraad, van de Gemeenschaps- en Gewestexecutieven en van de voorzitters van de andere wetgevende vergaderingen.
� 4. Hij brengt de door een individuele belanghebbende ingestelde beroepen tot vernietiging ter kennis van de Ministerraad en van de Gemeenschaps- en Gewestexecutieven en van de voorzitters van de wetgevende vergaderingen.

Art. 77. De griffier brengt de verwijzingsbeslissingen ter kennis van de Ministerraad, van de Gemeenschaps- en Gewestexecutieven en van de voorzitters van de wetgevende vergaderingen, evenals van de partijen in het geding voor het rechtscollege dat de verwijzingsbeslissing genomen heeft.

Art. 78. Indien een zelfde bepaling het onderwerp van een beroep tot vernietiging en van een vroegere verwijzingsbeslissing is, brengt de griffier het beroep tot vernietiging ter kennis van de partijen in het geding voor het rechtscollege dat de prejudici�le vraag heeft gesteld. De kennisgeving vermeldt binnen welke termijn zij een memorie kunnen indienen overeenkomstig artikel 85.
Behoudens toepassing van artikel 100, doet het Hof eerst uitspraak op het beroep tot vernietiging.

HOOFDSTUK IV. - Het onderzoek.

Art. 79. Het onderzoek is schriftelijk.[/]

Art. 80. De kennisgevingen aan de Ministerraad worden gedaan aan het kabinet van de Eerste Minister.
De kennisgevingen aan de Gemeenschaps- en Gewestexecutieven worden gedaan aan het kabinet van de voorzitter van de Executieve.
De kennisgevingen aan de voorzitters van de wetgevende vergaderingen worden gedaan aan de griffie van de vergadering.

Art. 81. Elke partij die geen openbare overheid is, vermeldt in het verzoekschrift of de memorie, haar woonplaats of zetel in Belgi� dan wel de woonplaats die zij in Belgi� kiest.
Bij gebreke van een zodanige vermelding, behoeft de griffie generlei kennisgeving te doen en wordt de rechtspleging geacht op tegenspraak te worden gevoerd.
Elke kennisgeving wordt door de griffie aan de vermelde zetel of woonplaats gedaan, zelfs wanneer de partij overleden is.

Art. 82. Alle stukken van de rechtspleging worden bij een ter post aangetekende brief aan het Hof gezonden.
De verzending van elk stuk, elke kennisgeving of oproeping door het Hof wordt gedaan bij een ter post aangetekende brief met ontvangstmelding.
De termijn waarover de partijen beschikken, gaat in op de dag van ontvangst van de brief. Zo de geadresseerde de brief weigert, gaat de termijn in op de dag van de weigering.
De datum van het postmerk heeft bewijskracht zowel voor de verzending als voor de ontvangst of voor de weigering.

Art. 83. Bij ieder verzoekschrift of iedere memorie worden tien door de ondertekenaar voor eensluidend verklaarde afschriften gevoegd.
Het indienen van bijkomende afschriften kan bevolen worden.

Art. 84. De tot het Hof gerichte verzoekschriften en memories bevatten een inventaris van de tot staving aangevoerde stukken.
Elk dossier wordt toegezonden met een inventaris van de stukken waaruit het samengesteld is.

Art. 85. Binnen 45 dagen na ontvangst van de door de griffier krachtens de artikelen 76, 77 en 78 gedane kennisgevingen kunnen de Ministerraad, de Executieven, de voorzitters van de wetgevende vergaderingen en de personen aan wie die kennisgevingen zijn gericht, een memorie bij het Hof indienen.
Wanneer de zaak een beroep tot vernietiging betreft, mogen die memories nieuwe middelen bevatten. De partijen kunnen nadien geen nieuwe middelen meer voordragen.
(Lid 3 opgeheven) <W 2003-03-09/47, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>

Art. 86. De memories bedoeld in artikel 85, die niet zijn ingediend binnen de door deze wet bepaalde termijn, worden uit de debatten geweerd.

Art. 87. � 1. Wanneer het Arbitragehof, bij wijze van prejudici�le beslissing, uitspraak doet op vragen als bedoeld in artikel 26, kan ieder die van een belang doet blijken in de zaak voor de rechter die de verwijzing gelast, een memorie aan het Hof richten binnen dertig dagen na de bekendmaking voorgeschreven in artikel 74. Hij wordt daardoor geacht partij in het geding te zijn.
� 2. Wanneer het Arbitragehof uitspraak doet op beroepen tot vernietiging als bedoeld in artikel 1, kan ieder die van een belang doet blijken, zijn opmerkingen in een memorie aan het Hof richten binnen dertig dagen na de bekendmaking voorgeschreven in artikel 74. Hij wordt daardoor geacht partij in het geding te zijn.

Art. 88. Ieder die met toepassing van de artikelen 85 en 87 een memorie aan het Hof richt, is gehouden er het dossier bij te voegen waarover hij beschikt.

Art. 89. <W 2003-03-09/47, art. 20, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003> � 1. Wanneer het Hof, bij wijze van prejudici�le beslissing, uitspraak doet op vragen als bedoeld in artikel 26, zendt de griffier een afschrift van de ingediende memories aan de andere partijen die een verzoekschrift of een memorie hebben ingediend. Deze beschikken dan over dertig dagen vanaf de dag van ontvangst om aan de griffie een memorie van antwoord te doen geworden. Bij het verstrijken van die termijn zendt de griffier een afschrift van de ingediende memories van antwoord aan de andere partijen die een memorie hebben ingediend.
� 2. Wanneer het Hof uitspraak doet op beroepen tot vernietiging als bedoeld in artikel 1, zendt de griffier, bij het verstrijken van de in de artikelen 85 en 87 bedoelde termijnen, een afschrift van de ingediende memories aan de verzoekende partij. Die beschikt dan over dertig dagen vanaf de dag van ontvangst om aan de griffie een memorie van antwoord te doen geworden. Bij het verstrijken van die termijn zendt de griffier een afschrift van de door de verzoekende partij ingediende memorie van antwoord aan de andere partijen die een memorie hebben ingediend. Die beschikken dan over dertig dagen vanaf de dag van ontvangst om aan de griffie een memorie van wederantwoord te doen geworden. Bij het verstrijken van die termijn zendt de griffier een afschrift van de ingediende memories aan de verzoekende partij.

Art. 89bis. <Ingevoegd bij W 2003-03-09/47, art. 21; Inwerkingtreding : 21-04-2003> De in de artikelen 85, 87 en 89 vastgestelde termijnen kunnen worden verkort of verlengd bij een met redenen omklede beschikking van de voorzitter.
Wanneer een in artikel 87 vastgestelde termijn, wordt verkort of verlengd overeenkomstig het eerste lid, maakt de griffier daarvan melding in het in artikel 74, eerste lid, bedoelde bericht.

Art. 90. Na het verstrijken van de termijn bepaald in artikel 89, beslist het Hof, de verslaggevers gehoord, of de zaak al dan niet in staat van wijzen is.
De beschikking waarbij beslist wordt dat de zaak in staat van wijzen is, bepaalt de dag van de terechtzitting (en vermeldt de tijdens de ingereedheidbrenging opgeworpen vragen waarop de partijen verzocht worden te antwoorden, hetzij met een aanvullende memorie die binnen de in de beschikking vastgestelde termijn moet worden ingediend, hetzij mondeling op de terechtzitting). <W 2003-03-09/47, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
De beschikking waarbij beslist wordt dat de zaak niet in staat van wijzen is, vermeldt de verrichtingen die door de verslaggevers of door de griffiers moeten worden gedaan, vermeldt in voorkomend geval de middelen die, in stand van de zaak, ambtshalve lijken te moeten worden onderzocht en verzoekt de partijen te dien aanzien een memorie in te dienen binnen de termijn die ze bepaalt. Als die verrichtingen eenmaal zijn gedaan, handelt het Hof overeenkomstig het eerste en het tweede lid.
Van de beschikkingen wordt aan de partijen kennis gegeven.

Art. 91. Het Hof beschikt over de ruimste onderzoeks- en opsporingsbevoegdheden.
Het kan met name :

1� rechtstreeks briefwisseling voeren met de Eerste Minister, met de voorzitters van de wetgevende vergaderingen en van de Executieven, alsmede met iedere andere openbare overheid;
2� de partijen op tegenspraak horen en zich door die partijen en door iedere openbare overheid alle de zaak betreffende stukken en gegevens doen overleggen;
3� iedere persoon horen die het nuttig acht te horen;
4� elke vaststelling ter plaatse doen;
5� deskundigen aanstellen.

Het kan, bij beschikking, aan de verslaggevers de onderzoeks- en opsporingsbevoegdheden delegeren die het bepaalt.

Art. 92. Het Hof kan beslissen dat de in artikel 91, 3� bedoelde personen onder ede worden gehoord, nadat de partijen en hun advocaten zijn opgeroepen.
In dat geval leggen zij de volgende eed af :
" Ik zweer in eer en geweten dat ik de gehele waarheid en niets dan de waarheid zal zeggen ", of
" Je jure en honneur et conscience de dire toute la v�rit�, rien que la v�rit� ", of
" Ich schw�re auf Ehre und Gewissen, die ganze Wahrheit und nur die Wahrheit zu sagen. "
Iedere opgeroepene is gehouden te verschijnen en aan de oproeping gevolg te geven. Hij die weigert te verschijnen, de eed af te leggen of te getuigen, wordt gestraft met geldboete van zesentwintig tot honderd frank.
Van het niet-verschijnen of van de weigering om onder ede te getuigen wordt proces-verbaal opgemaakt; dit wordt gezonden aan de procureur des Konings van het arrondissement waar de persoon moest worden gehoord.
De bepalingen van het Strafwetboek betreffende valse getuigenis in burgerlijke zaken en betreffende verleiding van getuigen zijn mede van toepassing op de in dit artikel bepaalde onderzoeksprocedure.
Het proces-verbaal van het verhoor wordt getekend door de voorzitter of door de rechters van het Hof die het verhoor hebben gehouden, door de griffier en door de gehoorde personen.

Art. 93. In geval van plaatsopneming worden de partijen en hun advocaten opgeroepen.

Art. 94. Het Hof bepaalt bij beschikking de opdracht van de deskundigen die het aanstelt, alsook de termijn voor het indienen van hun verslag. De griffier geeft van dat bevel kennis aan de deskundigen en aan de partijen.
De artikelen 966 tot 970 van het Gerechtelijk Wetboek zijn mede van toepassing op de aangestelde deskundigen.
Binnen acht dagen na de in het eerste lid bedoelde kennisgeving, stellen de deskundigen, bij een ter post aangetekende brief, elke partij in kennis van de plaats, de dag en het uur waar en waarop zij hun verrichtingen zullen aanvangen.
De nodige stukken worden de deskundigen ter hand gesteld; de partijen kunnen zodanige voordrachten en vorderingen doen als zij goedvinden; melding ervan wordt gemaakt in het verslag, waarvan de inleidende gegevens ter kennis worden gebracht van de partijen.
Behoudens verhindering, door de griffier bij de indiening van het verslag vastgesteld, wordt het verslag getekend door alle deskundigen. De handtekening van de deskundigen wordt voorafgegaan door de eed :
" Ik zweer dat ik in eer en geweten, nauwgezet en eerlijk, mijn opdracht heb vervuld ", of
" Je jure que j'ai rempli ma mission en honneur et conscience, avec exactitude et probit� ", of
" Ich schw�re, dass ich den mir erteilten Auftrag auf Ehre und Gewissen, genau und erhlich erf�llt habe ".
De minuut van het verslag wordt ter griffie neergelegd. De partijen worden hiervan door de griffier in kennis gesteld.
Het Hof kan, om gewichtige redenen en bij gemotiveerde beslissing, een einde maken aan de opdracht van de deskundigen en in hun vervanging voorzien na hen te hebben gehoord. De griffier geeft van de beslissing kennis aan de deskundigen en aan de partijen.


Art. 94bis. <Ingevoegd bij W 2003-03-09/47, art. 23, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003> � 1. Wanneer bij het Hof een prejudici�le vraag aanhangig wordt gemaakt die is gesteld door de Raad van State krachtens artikel 6, � 1, VIII, 5�, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, geeft de griffier kennis van de verwijzingsbeslissing overeenkomstig artikel 77.
� 2. Binnen tien dagen na ontvangst van de kennisgeving kunnen de Ministerraad, de Regeringen, de voorzitters van de wetgevende vergaderingen en de adressaten van de kennisgevingen een memorie zenden aan het Hof.
� 3. Bij het verstrijken van de in � 2 bedoelde termijn, beslist het Hof, na de verslaggevers te hebben gehoord, of de zaak al dan niet in gereedheid is. De beschikking waarbij wordt beslist dat de zaak in gereedheid is, bepaalt de rechtsdag van de terechtzitting. Daarvan wordt kennisgegeven aan de partijen ten minste drie dagen v��r de datum van de terechtzitting. Tijdens de termijn tussen de kennisgeving en de beschikking tot rechtsdagbepaling van de terechtzitting kunnen de partijen het dossier raadplegen op de griffie.

(...)

HOOFDSTUK VI. - Terechtzitting.

Art. 103. De partijen die een verzoekschrift of een memorie hebben ingediend, hun vertegenwoordigers en hun advocaten worden vijftien dagen vooraf in kennis gesteld van de datum van de terechtzitting.
(Samen met de kennisgeving met de datum van de terechtzitting, wordt het verslag van de verslaggevers meegedeeld aan de desbetreffende partijen.) <W 2003-03-09/47, art. 24, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
Gedurende (de in het eerste lid bepaalde) termijn kunnen zij op de griffie inzake nemen van het dossier. <W 2003-03-09/47, art. 24, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>

Art. 104. De terechtzittingen van het Hof zijn openbaar, tenzij die openbaarheid gevaar oplevert voor de orde of de goede zeden; in dat geval wordt zulks door het Hof bij een met redenen omkleed arrest verklaard.


Art. 105. De aanwezigen wonen de terechtzitting bij met ongedekten hoofde, eerbiedig en in stilte.
Alles wat de voorzitter met het oog op de handhaving van de orde beveelt, wordt stipt en terstond uitgevoerd.
Hetzelfde voorschrift wordt nageleefd in de plaatsen waar de rechters van het Hof de functies van hun ambt waarnemen.

Art. 106. Op de terechtzitting vat de verslaggever die behoort tot de groep waarvan de taal die van het onderzoek is, de feitelijke toedracht van de zaak samen en vermeldt hij de rechtsvragen die het Hof moet oplossen.
De verslaggever die behoort tot de andere taalgroep kan, in voorkomend geval, een aanvullend verslag uitbrengen.
Indien daartoe grond bestaat, hoort het Hof de personen die het besloten heeft te horen, alsook de deskundigen.
Alleen de partijen die een verzoekschrift of een memorie hebben ingediend en hun advocaten worden tot de debatten toegelaten; zij mogen alleen mondelinge opmerkingen voordragen.
De voorzitter verklaart daarna de debatten voor gesloten en stelt de zaak in beraad.


HOOFDSTUK VII. - Heropening der debatten.

Art. 107. Het Hof kan de heropening van de debatten ambtshalve bevelen. Het moet ze bevelen alvorens te bewilligen in een exceptie of een middel waaromtrent de partijen niet in staat zijn gesteld zich te verklaren.
Het Hof bepaalt de termijnen waarbinnen de partijen een laatste memorie kunnen neerleggen.

HOOFDSTUK VIII. - Het arrest.

Art. 108. De beraadslagingen van het Hof zijn geheim.

Art. 109. Onverminderd artikel 25 (en artikel 6, � 1, VIII, 5�, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen), worden de arresten gewezen binnen zes maanden na de indiening van het beroep tot vernietiging of na ontvangst van (de verwijzingsbeslissing). <W 2003-03-09/47, art. 25, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
Evenwel, wanneer een zaak na afloop van die termijn niet in staat van wijzen is, kan het Hof, bij een met redenen omklede beslissing, deze termijn voor de nodige tijd verlengen. Desnoods kan de verlenging worden hernieuwd, zonder dat de totale duur der verlengingen (zes maanden) mag overschrijden. <W 2003-03-09/47, art. 25, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>

Art. 110. Elk arrest wordt in openbare terechtzitting uitgesproken.

Wanneer een rechter van het Arbitragehof wettig verhinderd is de uitspraak bij te wonen van een arrest waarover hij mede heeft beraadslaagd kan de voorzitter in functie een andere rechter aanwijzen om hem op het ogenblik van de uitspraak te vervangen.

Art. 111. Het arrest bevat de gronden en het beschikkend gedeelte. Het vermeldt :
1� de naam, de woonplaats, de verblijfplaats of de zetel van elk van de partijen en, in voorkomend geval, de naam en de hoedanigheid van de personen die hen vertegenwoordigen;
2� de bepalingen op het gebruik van de talen die zijn toegepast;
3� de oproeping van partijen en van hun advocaten, alsmede hun eventuele aanwezigheid op de terechtzitting;
4� de uitspraak in openbare terechtzitting, de datum daarvan en de naam van de rechters die erover hebben beraadslaagd.

Art. 112. De arresten worden door de voorzitter en de griffier getekend.

Art. 113. Van de arresten wordt door de griffier kennis gegeven :
1� aan de Eerste Minister en aan de voorzitters van de Executieven;
2� aan de voorzitters van de Wetgevende Kamers, van de Vlaamse Raad, van de Franse Gemeenschapsraad, van de Waalse Gewestraad, van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap en van de wetgevende vergaderingen van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
3� aan de partijen;
4� aan het rechtscollege dat de prejudici�le vraag heeft gesteld.


Art. 114. (De arresten, gewezen op beroepen tot vernietiging en op prejudici�le vragen, worden in hun geheel of bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt door toedoen van de griffier. Het uittreksel bevat de overwegingen en het beschikkende gedeelte.) <W 2003-03-09/47, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 21-04-2003>
Het Hof draagt zorg voor de bekendmaking ervan in een offici�le verzameling.
Het deelt een afschrift mee aan de rechtscolleges die erom verzoeken.

Art. 115. De arresten zijn van rechtswege uitvoerbaar. De Koning draagt zorg voor de tenuitvoerlegging. De griffier brengt op de expedities, na het beschikkend gedeelte, en naar gelang van het geval, een der hierna volgende formules van tenuitvoerlegging aan :
" De Ministers, de leden van de Executieven van de Gemeenschappen en van de Gewesten en de administratieve overheden zijn, wat hen betreft, gehouden te zorgen voor de tenuitvoerlegging van dit arrest. De daartoe aangezochte gerechtsdeurwaarders zijn gehouden hun medewerking te verlenen wat betreft de dwangmiddelen van gemeen recht. "
" Les Ministres, les membres des Ex�cutifs r�gionaux et de Communaut� et les autorit�s administratives pour ce qui les concerne, sont tenus de pourvoir � l'ex�cution du pr�sent arr�t. Les huissiers de justice � ce requis ont � y concourir en ce qui concerne les voies de droit commun . "
" Die Minister, die Mitglieder der Exekutiven der Gemeinschaften und der Regionen und die Verwaltungsbeh�rden haben, was sie anbetrifft, f�r die Vollstreckung dieses Urteils zu sorgen. Die dazu angeforderten Gerichtsvollzieher haben betreffs der gemeinrechtlichen Zwangsmittel ihren Beistand zu leisten. "
De expedities worden afgegeven door de griffier die ze tekent en bekleedt met het zegel van het Hof, waarvan de vorm door de Koning wordt bepaald.

Art. 116. Het arrest van het Hof is definitief en niet vatbaar voor beroep.

Art. 117. � 1. Onder voorbehoud van artikel 118 kan het Hof, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een der partijen, binnen twee weken na de kennisgeving van het arrest, de schrijf- en rekenfouten of klaarblijkelijke onnauwkeurigheden doen herstellen.
� 2. De griffier geeft hiervan aan de partijen vooraf behoorlijk bericht; zij kunnen binnen een door de voorzitter te bepalen termijn schriftelijke opmerkingen indienen.
� 3. Het Hof beslist in raadkamer.
� 4. De minuut van de beschikking waarbij de verbetering wordt bevolen, wordt aan de minuut van het verbeterde arrest gehecht. Van die beschikking wordt melding gemaakt op de kant van de minuut van het verbeterde arrest.

Art. 118. Op vordering van de partijen bij het beroep tot vernietiging of van het rechtscollege dat de prejudici�le vraag heeft gesteld, geeft het Hof een uitlegging van het arrest. De vordering tot uitlegging wordt ingesteld overeenkomstig artikel 5 of artikel 27, naar gelang van het geval. Zij wordt medegedeeld aan alle partijen in het geding.
Voor het overige is de voor het verzoekschrift tot vernietiging of voor de prejudici�le vraag voorgeschreven rechtspleging toepasselijk.
De minuut van het uitleggend arrest wordt aan de minuut van het uitgelegde arrest gehecht. Van het uitleggend arrest wordt melding gemaakt op de kant van het uitgelegde arrest.

(...)


Conclusie: de procedure verloopt in een eerste fase verschillend naargelang het een vernietigingsberoep dan wel een prejudici?le vraag betreft. In een tweede fase (de ?chte fase voor het Grondwettelijk Hof) krijgen we dan een gelijkaardig proces.

Om concreet te antwoorden op Uw vragen:
-Een vernietigingsberoep wordt ingesteld d.m.v. een verzoekschrift, een prejudici?le vraag wordt gesteld door het rechtscollege dat daartoe verzocht wordt.
-Wat de vertegenwoordiging of bijstand door een raadsman betreft, kan ik het volgende stellen. Overeenkomstig artikel 728, ?1 van het Gerechtelijk Wetboek kunnen partijen hetzij in persoon, hetzij vertegenwoordigd door een advocaat verschijnen. Principe is dus dat men als partij persoonlijk kan verschijnen voor de hoven en de rechtbanken: men is in de regel niet verplicht een advocaat te nemen. Evenwel bepaalt artikel 75 van de Bijzondere Wet Arbitragehof dat het Hof ambtshalve een advocaat kan aanstellen indien de verzoeker er nog geen heeft. Het zal dus afhankelijk zijn van het Grondwettelijk Hof of U in persoon kan "pleiten".
-M.b.t. het pleiten zelf, geldt de volgende regel: het onderzoek verloopt schriftelijk. In de regel zetten partijen hun standpunten dus schriftelijk uiteen in het verzoekschrift en in de memories (memorie, memorie van tussenkomst, memorie van antwoord, aanvullende memorie en laatste memorie). Evenwel verloopt de rechtspleging in een schorsingsprocedure hoofdzakelijk mondeling en ook op de terechtzitting zijn mondelinge tussenkomsten mogelijk.
-Wat de voorwaarden voor ontvankelijkheid van de klacht betreft, verwijs ik U naar hierboven (cf. de procesbevoegdheid, het belang en de ontvankelijkheidstermijn van 6 maanden (3 maanden voor een vordering tot schorsing) voor vernietigingsberoepen).

Voor eventuele vragen sta ik steeds tot Uw dienst.

Bjorn.