Beste forumleden,
In een procedure van hoger beroep tegen een vonnis van de vrederechter inzake uitkering na echtscheiding, is door de rechtbank voor iedere partij de conclusietermijnen vastgesteld met een zittingsdatum in oktober a.s.
Door de aanlegde partij is van de laatste conclusiedatum eind mei 2011 geen gebruik meer gemaakt. Neerlegging stukken uiterlijk 2 okt. 2011.
Deze maand komt de aanlegger met de vraag om 2 bijkomende stukken te mogen bijbrengen welke met ja zou moeten beantwoord worden, zoniet zal men de rechtbank verzoeken om bijkomende conclusietermijnen te bepalen. Waardoor naar alle waarschijnlijkheid de zittingsdatum in oktober a.s. ook verplaatst wordt.
Welke zijn de bijkomende stukken?
1. Een niet ondertekend document van Controle BTW dat uit de aangifte van stopzetting in mei 2011 blijkt dat de handelszaak werd stopgezet in augustus 2010.
2. Een certificaat van arbeidsonderbreking ( doktersbriefje)uitgiftedatum juni 2011 voor de periode 1 juli t/m 30 augustus 2011.
Bij de laatste conclusie van eind april 2011 heeft de aanlegger reeds doktersbriefjes bijgebracht van augustus 2010 t/m september 2010 en oktober 2010 t/m december 2010.
Aanlegger kon toch in zijn onbenutte conclusie van mei 2011 doktersbriefjes bijgebracht hebben van januari 2011 t/m juni 2011.?
Tevens zijn dit allemaal zaken die gebeurd zijn na de datum van het vonnis van de vrederechter in juli 2010, in deze procedure zijn geen doktersbriefjes bijgebracht.
Kan de rechter in hoger beroep tevens een vonnis vellen over de periode na het bestreden vonnis vrederechter? Ik dacht dat verlaging c.q. verhoging van de uitkering steeds een zaak is van de vrederechter.
Graag u mening op bovenstaande, bij voorbaat dank.