Iemand?
Het Grondwettelijk Hof, dat tot doel heeft de rijmbaarheid van de wet met de Grondwet te beoordelen, stelde op 27 maart laatstleden finaal vast dat een vergetelheidje van de wetgever als concreet gevolg heeft dat voortaan rijden tijdens een periode dat men zijn rijbewijs voorlopig zag ingetrokken op last van de Procureur des Konings, niet langer strafbaar is.
Eerst wat, hopelijk verstaanbare, duiding
Indien men bijvoorbeeld tengevolge van overmatig alcoholgebruik een ongeval veroorzaakt, kan het Openbaar Ministerie (de Procureur des Konings) aan de bestuurder het bevel opleggen het rijbewijs onmiddellijk in te leveren (gaande van 6 uur tot 15 dagen).
In die periode van het rijverbod mag men (uiteraard) niet meer met een voertuig rijden. Doet men dit toch, dan kan men bijkomend bekeurd worden wegens rijden spijts het verval dat door de Procureur des Konings werd opgelegd.
Indien men zwaardere feiten begaat en de onmiddellijke intrekking van het rijbewijs langer wordt aangehouden door tussenkomst van de politierechter - die in afwachting van het verdere onderzoek van de zaak het verval van het recht tot sturen verlengt - dan zou je des te meer verwachten dat als iemand tijdens zo’n verlengde periode van rijverbod de wagen toch weer bestuurt andermaal kan bestraft worden.
Dit lijkt heel logisch, maar dit is buiten de wetgever gerekend.
Deze wetgever vergat immers deze laatst beschreven situatie in de wet te voorzien, zodat er geen legale basis voorhanden is om een hardleerse chauffeur die toch rijdt, spijts het verbod opgelegd door de Politierechter, te straffen.
Vrijspraak dus.
Domper op het vertrouwen
Wat het Grondwettelijk Hof in het arrest van 27.03.2014 bijkomend maar fijntjes opmerkt is dat de categorie van personen die rijden spijts het verval dat enkel werd opgelegd door de Procureur, hun strafvervolging met succes kunnen aanvechten. Deze personen kunnen immers wél gestraft worden, terwijl dit daarentegen niet mogelijk is voor die andere categorie van personen, voor wie er geen wetgevende sanctie werd voorzien. Dit wordt gezien als een discriminatie die strijdig is met het gelijkheidsbeginsel dat verankerd ligt in de Grondwet.
Tot zolang de wetgever niet ingrijpt, kunnen zij zonder kans op bestraffing tijdens de periode van het rijverbod toch hun voertuig verder besturen.
Met andere woorden: wanneer u morgen na een verkeersovertreding uw rijbewijs voor een periode van 6 uur tot 15 dagen ziet ingetrokken, kan u, na het ter plaatse overhandigen van uw rijbewijs aan de vaststellende politieman, uw bestemming eenvoudigweg voortzetten zonder daarvoor bestraffing te riskeren…
Een redelijke domper die justitie andermaal in een slecht daglicht plaatst en het vertrouwen van de burger in de derde macht verder zal doen afnemen.
Er kan nu weer geschoten worden op de ‘ivoren toren magistraten’ of de ‘procedurepleiters’, maar schieten op deze actoren is niet terecht en verhelpt al zeker de oorzaak van het probleem niet. De rechter kan en mag niet buiten de wet treden en het is de plicht van de advocaat toe te zien of de gevraagde sanctie wel een wettelijke basis heeft.
Het is immers de wet die faalt.
In een op nationaal, internationaal en geopolitiek niveau woelige periode waarin woorden als democratie, rechtsstaat en mensenrechten meer dan ooit een reden van bestaan hebben, moet de rechtsbescherming strak en zeker zijn. De toekomstige wetgever moet heel wat hervormen. Hij moet in een onontwarbaar kluwen de zuiverheid , transparantie en accuraatheid in de wetgeving herstellen, gedragen en geïnspireerd door de fundamentele basisrechten die voor iedereen gelijk moeten zijn, zonder onderscheid.