Uitbreiding eigendomsvoorwaarde Sociale Huurwetgeving
Geplaatst: 12 mar 2018 10:32
Er bestaat blijkbaar verwarring over de uitbreiding van de eigendomsvoorwaarde en sociale huurders panikeren dat ze hun recht op sociale huisvesting gaan verliezen na een erfenis waarbij ze gedeeltelijk, volle eigenaar worden van een woning of een perceel bouwgrond.
De wetgeving is zo ingewikkeld gemaakt dat het geval per geval moet bekeken worden om te kunnen achterhalen welke regels er nu eigenlijk precies voor wie van toepassing zijn.
Het onderscheid dat gemaakt wordt tussen verhuurtypes, kandidaat-huurders en zittende huurders, overgangsregelingen etc....maken het onmogelijk om wijs te geraken uit dit doolhof.
De soorten contracten bijvoorbeeld: contracten van onbepaalde duur gelden nog voor zittende huurders, voor nieuwe huurders niet meer, voor sommige verhuurders dan weer wel......
Een voorbeeld: een alleenstaande zittende huurster met kinderen huurt reeds 20 jaar een sociale woning met een contract van onbepaalde duur, de kinderen gaan het huis uit en haar ouders overlijden.
Daardoor wordt de huurster voor 1/8ste volle eigenaar van een perceel bouwgrond dat te koop wordt gezet (maar niet verkocht raakt binnen de gestelde termijn van vijf jaar.)
Zij voldoet dus wel nog aan de uitbreiding van de eigendomsvoorwaarde door de afwijking op artikel 3 KSH van het eerste lid, 3° en het 2de lid, 2° en 3° waardoor zij ten kosteloze titel via erfenis gedeeltelijke, volle eigenaar geworden is.
Deze 2 afwijkingen op de eigendomsvoorwaarde zijn volgens Artikel 14 KSH ook van toepassing op zowel de inschrijving als de toewijzing voor een sociale woning.
Bijgevolg voldoet zij wel nog aan de voorwaarde en het recht op huren van een sociale woning en kan zij volgens deze afwijking wettelijk niet opgezegd worden.
Correct?
De wetgeving is zo ingewikkeld gemaakt dat het geval per geval moet bekeken worden om te kunnen achterhalen welke regels er nu eigenlijk precies voor wie van toepassing zijn.
Het onderscheid dat gemaakt wordt tussen verhuurtypes, kandidaat-huurders en zittende huurders, overgangsregelingen etc....maken het onmogelijk om wijs te geraken uit dit doolhof.
De soorten contracten bijvoorbeeld: contracten van onbepaalde duur gelden nog voor zittende huurders, voor nieuwe huurders niet meer, voor sommige verhuurders dan weer wel......
Een voorbeeld: een alleenstaande zittende huurster met kinderen huurt reeds 20 jaar een sociale woning met een contract van onbepaalde duur, de kinderen gaan het huis uit en haar ouders overlijden.
Daardoor wordt de huurster voor 1/8ste volle eigenaar van een perceel bouwgrond dat te koop wordt gezet (maar niet verkocht raakt binnen de gestelde termijn van vijf jaar.)
Zij voldoet dus wel nog aan de uitbreiding van de eigendomsvoorwaarde door de afwijking op artikel 3 KSH van het eerste lid, 3° en het 2de lid, 2° en 3° waardoor zij ten kosteloze titel via erfenis gedeeltelijke, volle eigenaar geworden is.
Deze 2 afwijkingen op de eigendomsvoorwaarde zijn volgens Artikel 14 KSH ook van toepassing op zowel de inschrijving als de toewijzing voor een sociale woning.
Bijgevolg voldoet zij wel nog aan de voorwaarde en het recht op huren van een sociale woning en kan zij volgens deze afwijking wettelijk niet opgezegd worden.
Correct?