De Raad van State over het COVID Safe Ticket: onbekwaam of slaaf van de Regering ?
Op 8 april 2021 deed de Grote Kamer (17 rechters) van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens uitspraak in de zaak Vavřička en anderen tegen de Tsjechische Republiek. Het is het eerste arrest van het Hof in Straatsburg waarin het thema van verplichte vaccinatie en aansprakelijkheid van de overheid voor vaccinatieschade uitgebreid aan bod komt. Het belang van het Vavřička-arrest werd zeer vlug in de rechtsliteratuur onderstreept (zie bv. Spyridoula Katsoni, What Does the Vavřička Judgement Tell Us About the Compatibility of Compulsory COVID-19 Vaccinations with the ECHR?, Völkerrechtsblog, 21.04.2021, doi: 10.17176/20210421-100920-0).
Alleen een gebruikelijk vaccin, dat routinematig wordt toegediend tegen een ziekte die goed gekend is door de medische wetenschap, kan verplicht gesteld worden (Vavřička-arrest, § 158). Het vaccin moet bovendien veilig zijn (zie bv. Spyridoula Katsoni, What Does the Vavřička Judgement Tell Us About the Compatibility of Compulsory COVID-19 Vaccinations with the ECHR?, hiervoor geciteerd). Wanneer de vaccinatie wettelijk verplicht is, moet de overheid aansprakelijk kunnen gesteld worden voor ongewenste bijwerkingen van het vaccin (Vavřička-arrest, § 302).
De Europese Commissie voor de Rechten van de Mens, ooit ook een “Straatsburgse instantie”, heeft laten verstaan dat een onrechtstreekse vaccinatieverplichting met een rechtstreekse vaccinatieverplichting moet gelijkgesteld worden (zie ECRM, 12 juli 1978, Association of Parents t. Verenigd Koninkrijk, DR 14, p. 38, onderaan, geciteerd in het Vavřička-arrest, § 301).
Toen de Raad van State later dit jaar advies moest uitbrengen over het COVID Safe Ticket, dat toch vragen doet rijzen over het al dan niet rechtstreeks of onrechtstreeks verplicht zijn van de vaccinatie tegen covid-19, slaagde hij erin met geen woord over het Vavřička-arrest te reppen.
Het woord "Vavřička" is in geen enkel advies van de Raad van State en in geen enkel document van de Kamer van volksvertegenwoordigers te vinden. Er werd gezocht op "Vavřička", "Vavricka" en "Vav". Telkens verscheen "geen resultaat" of een verwijzing naar bijvoorbeeld “Vavis”, maar nooit naar "Vavřička". Het Vavřička-arrest van 8 april 2021 is dus in het geheel niet betrokken geweest in de parlementaire voorbereiding van de CST-wetgevingen. Nochtans eist het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat een nationale wetgever, wanneer hij een grondrecht beperkt, door “de kwaliteit van het wetgevend onderzoek” laat blijken dat hij gestreefd heeft naar een evenredige en evenwichtige regeling (EHRM, grote kamer, 22 april 2013, Animal Defenders International t. Verenigd Koninkrijk, § 108: "La qualité de l’examen parlementaire").
Men moet, aangezien men niet kan aannemen dat de Raad van State, de Regering en het Parlement te kwader trouw handelen, aannemen dat zij het Vavřička-arrest niet kenden. De bestreden normen betreffende het CST moeten bijgevolg door het Grondwettelijk Hof geschorst en vernietigd worden en de Raad van State, de Regering en het Parlement moeten hun werk overdoen.