Hof van Beroep Brussel, 9 maart 2004,
www.juridat.be
I. Krachtens artikel 1184, derde lid, B.W. moet de ontbinding van een wederkerige overeenkomst wegens wanprestatie in rechte worden gevorderd.
Dit staat er echter niet aan in de weg dat een contractspartij in een wederkerige overeenkomst op eigen gezag en op eigen risico beslist haar verbintenissen niet uit te voeren en kennis geeft aan de wederpartij dat zij de overeenkomst als beëindigd beschouwt.
De beoordeling van de rechtmatigheid van deze eenzijdige beslissing wordt aan de rechter onderworpen en, bij de beoordeling van de gevolgen van die ontbinding en van de rechten die de beide partijen kunnen laten gelden, vermag deze te oordelen dat, gelet op de wanprestatie van haar wederpartij, de contractpartij geen fout heeft begaan door eenzijdig de overeenkomst als beëindigd te beschouwen.
De voorwaarden, waaronder een wederkerige overeenkomst in die omstandigheden kan worden ontbonden, zijn de volgende:
- de wederpartij moet zich schuldig hebben gemaakt aan een voldoende ernstige contractuele wanprestatie, die een gerechtelijke ontbinding te haren laste zou rechtvaardigen;
- de door artikel 1184 B.W. aan de rechter verleende bevoegdheid om aan de in gebreke gebleven wederpartij nog uitstel toe te kennen, moet zinloos of doelloos zijn geworden ;
- de contractpartij die op de eenzijdige ontbindingsverklaring een beroep wil doen, moet een kennisgeving richten aan de wederpartij, waarin zij deze verklaring op ondubbelzinnige wijze kenbaar maakt en het motief ervan opgeeft;
- de eenzijdige ontbindingsverklaring dient principieel te worden voorafgegaan door een ingebrekestelling van de wederpartij om haar verbintenis uit te voeren, als dit materieel nog mogelijk is, en met toekenning van een laatste redelijke termijn om daartoe over te gaan.
scorpioen