#3 , 29 jun 2006 14:41
Misschien wat laat, maar kort samengevat:
een firma wil een machine verschepen en doet daarvoor beroep op een rederij, die dan weer beroep doet op een stuwadoor (een soort dokwerker veronderstel ik) die het schip moet laden. Probleem: er gebeurt iets en de machine raakt beschadigd. Wie is nu aanprakelijk, dat was de vraag: de rederij, op contractuele basis uiteraard, of de stuwadoor, die met de firma die de machine wil verschepen geen enkele contractuele band heeft (u ziet de samenloopsituatie ontstaan: enerzijds contractuele aansprakelijkheid, anderzijds buitencontractuele)
De gevolgen van het arrest zijn dat er een tweestrijd is ontstaan in de rechtsleer tussen voorstanders van samenloop en tegenstanders, die beide in het arrest hun mening vertegenwoordigd zagen.
De voorstanders hebben het arrest als volgt uitgelegd: samenloop is principieel toegelaten, als de schade niet alleen bestaat uit de niet- of foutieve uitvoering van de overeenkomst, maar ook uit andere schade EN als de fout niet alleen contractueel is. Dit is de verfijningstheorie, omdat ze de voorwaarden voor aansprakelijkheid 'verfijnt'
De tegenstanders leggen het aarrest als volgt uit: Samenloop kan enkel wanneer de schade enkel bestaat uit buitencontractuele schade en wanneer de fout eveneens enkel buitencontractueel is. Gevolg van deze theorie is dat samenloop (haast) niet toegelaten is en dus wordt dit de verdwijningstheorie genoemd
Deze laatste strekking lijkt het bij het juiste eind te hebben tot op vandaag[/url]
Graag gedaan en altijd welkom op www.wvconsult.be