Cass., 28 juni 2001,
http://yep.it/?kgog00
Overwegende dat het recht van de eigenaar van een schei-dingsmuur om zijn nabuur te dwingen de mandeligheid van die muur af te kopen veronderstelt dat die buur zich schuldig maakt aan bezitsaanmatiging of aan een feitelijkheid die geldt als inbe-zitneming en waartegen de eigenaar van de muur zich kan verzetten ;
Dat die inbezitneming van die aard moet zijn dat uit de weigering van de dader om aan die inbezitneming een einde te ma-ken ondubbelzinnig diens wil blijkt om de mandeligheid van de muur te kopen ;
Overwegende dat het arrest vaststelt dat de eisers "hebben geweigerd de mandeligheid van de bovengevel van het huis van (de verweerders) af te kopen (...) ; dat zij de bovengevel (van dat huis) niet als steunmuur hebben gebruikt, maar de voorkeur eraan gaven, op enkele centimeter daarvan een zelfdragende steunmuur op te trekken en de spouw op te vullen met isolerend materiaal" ;
Overwegende dat het arrest vermeldt "dat, hoewel de afkoop van de mandeligheid (...) geen verplichting in abstracto is en veronderstelt dat van de muur een werkelijk en duurzaam gebruik wordt gemaakt door de buur, die als tweede bouwt, dient er te worden vastgesteld (...) dat de muur als een normale gemene muur had kunnen worden gebruikt, indien een aantal voorzorgsmaatre-gelen waren getroffen (...)" en dat de eisers "wel degelijk ge-bruik maken van de muur van hun buren, daar zij die gebruiken voor de warmteen geluidsisolatie alsook als bescherming tegen waterinsijpeling, en dat de aan hun kant gebouwde steunmuur al-leen niet geschikt is om die functies te vervullen" ;
Overwegende dat aldus het arrest, nu het zijn beslissing niet grondt op een inbezitneming die van die aard zou zijn dat daaruit ondubbelzinnig de wil van de eisers blijkt om de mande-ligheid van de litigieuze muur af te kopen, zijn beslissing niet naar recht verantwoordt
Zie ook Cass., 4 december 2003 en 4 maart 2005,
www.cass.be
scorpioen