#2 , 30 nov 2011 11:32
Artikel 53 bis van het gerechtelijk wetboek bepaalt: "ten aanzien van de geadresseerde, en tenzij de wet anders bepaald, worden de termijnen die beginnen te lopen vanaf een kennisgeving berekend vanaf:
1° wanneer de kennisgeving is gebeurd bij gerechtsbrief of bij een per post aangetekende brief met ontvangstbewijs, de eerste dag die volgt op deze waarop de brief aangeboden is geworden aan de woonplaats van de geadresseerde of, in voorkomend geval, aan zijn verblijfplaats of gekozen woonplaats.
2° wanneer de kennisgeving is gebeurd bij aangetekende brief of bij gewone brief, de derde dag die volgt op deze waarop de brief aan de postdiensten overhandigd is geworden, tenzij de geadresseerde het tegendeel bewijst.
In het administratief recht is een kennisgeving middels aangetekend schrijven geldig zodra de postbode zich aan de woning van de belanghebbende heeft aangeboden. Wanneer de postbode de brief niet persoonlijk aan de betrokkene of zijn gemachtigde heeft kunnen overhandigen, laat de postbode in de brievenbus van de geadresseerde een bericht achter met de melding dat de brief kan worden afgehaald op het postkantoor voor zover deze vormvereiste vervuld is, wordt het niet afhalen van de brief binnen de voorgeschreven termijn op het postkantoor gelijkgesteld met een weigering om de brief in ontvangst te nemen, behoudens voor zover de betrokkene in de onmogelijkheid verkeerde om de brief binnen deze termijn af te halen. Let wel, voor zover de geadresseerde er niet kan inslagen het bewijs te leveren dat hij in de onmogelijkheid verkeerde de brief af te halen, wordt de brief geacht ontvangen te zijn op de dag dat de brief aan de woning van de geadresseerde werd aangeboden en wordt de kennisgeving ook op deze dag vastgesteld. thans wordt aangenomen dat een aangetekende zending geacht wordt te zijn ontvangen op de derde werkdag die volgt op de verzendingen ervan (de raad van state in 19 oktober 2006 163.785).
Rechtspraak zie Cass. 12 januari 2007, RABG 200 7/10, 659 met noot