#8 , 10 feb 2020 21:08
Eens lezen : Wet politieambt
Afdeling 5. [1 - Identiteitscontrole]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-03-21/21, art. 17, 038; Inwerkingtreding : 25-05-2018>
Art. 34.§ 1. De politieambtenaren controleren de identiteit van ieder persoon wiens vrijheid wordt benomen of die [1 een feit strafbaar met een administratieve of strafrechtelijke sanctie]1 heeft gepleegd.
Zij kunnen eveneens de identiteit controleren van ieder persoon indien zij, op grond van zijn gedragingen, materiële aanwijzingen of omstandigheden van tijd of plaats redelijke gronden hebben om te denken dat hij wordt opgespoord, dat hij heeft gepoogd of zich voorbereidt om een misdrijf te plegen of dat hij de openbare orde zou kunnen verstoren of heeft verstoord.
§ 2. Overeenkomstig de richtlijnen en onder de verantwoordelijkheid van een officier van bestuurlijke politie, kunnen (de politieambtenaren) eveneens de identiteit controleren van ieder persoon die een plaats wenst te betreden die het voorwerp is van een bedreiging in de zin van artikel 28, § 1, 3° en 4°. <W 1998-12-07/31, art. 186, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
§ 3. Teneinde de openbare veiligheid te handhaven of de naleving te verzekeren van de wettelijke bepalingen met betrekking tot de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, kunnen de overheden van bestuurlijke politie, binnen de perken van hun bevoegdheden, identiteitscontroles voorschrijven, uit te voeren door de politiediensten in de omstandigheden die deze overheden bepalen.
§ 4. De identiteitsstukken die aan de politieambtenaar overhandigd worden, mogen slechts ingehouden worden gedurende de voor de verificatie van de identiteit noodzakelijke tijd en moeten daarna onmiddellijk aan de betrokkene worden teruggegeven.
Indien de persoon waarvan sprake in voorgaande paragrafen weigert of in de onmogelijkheid verkeert het bewijs te leveren van zijn identiteit, alsook indien zijn identiteit twijfelachtig is, mag hij worden opgehouden gedurende de voor de verificatie van zijn identiteit noodzakelijke tijd.
De mogelijkheid moet hem worden geboden zijn identiteit te bewijzen op eender welke wijze.
In geen geval mag de betrokkene te dien einde langer dan twaalf uur worden opgehouden.
(Indien de vrijheidsberoving geschiedt met het oog op het verifiëren van de identiteit, maakt de politieambtenaar die deze verrichting doet, daarvan melding in het register van de vrijheidsberovingen.) <W 2007-04-25/38, art. 60, 018; Inwerkingtreding : 18-05-2007>
----------
(1)<W 2016-04-21/06, art. 10, 034; Inwerkingtreding : 09-05-2016 (overgangsbepalingen art. 92 en 93)>
Afdeling 6. [1 - Bescherming tegen publieke nieuwsgierigheid]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-03-21/21, art. 18, 038; Inwerkingtreding : 25-05-2018>