Artikel 29
De kentekenplaat wordt achteraan het voertuig aangebracht, hetzij in het midden, hetzij aan de linkerzijde. Als de bouwer van het voertuig daarvoor een plaats heeft voorbestemd, wordt daarvan gebruikgemaakt.
De kentekenplaat en haar reproductie moeten zich bovendien in een nagenoeg verticaal vlak loodrecht op het symmetrievlak van het voertuig bevinden en wel met hun bovenrand op hoogstens twee meter boven de grond en hiermee evenwijdig.
Zij worden stevig aan het voertuig vastgemaakt. Zij blijven ten alle tijde zichtbaar en overdag bij helder weer leesbaar op een afstand van tenminste veertig meter.
Deze leesafstand wordt terug gebracht op tenminste 30 meter voor kentekenplaten of reproducties die kleiner zijn dan het Europees formaat voor autoplaten (520 mm x 110 mm) en tot 20 meter voor kentekenplaten voor motorfietsen.
http://www.wegcode.be/wet.php?wet=18&node=h3afd1