#3 , 05 mei 2006 17:38
Geachte,
artikel 21bis van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat, onder meer in geval van aanranding van de eerbaarheid, de verjaringstermijn van de strafvordering pas begint te lopen vanaf de dag waarop het slachtoffer de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt.
De duur van de verjaringstermijn, die vanaf de achttiende verjaardag aanvangt, is in dit geval dezelfde, ongeacht de vraag of de aanranding van de eerbaarheid zonder dan wel met geweld of bedreiging is gepleegd. In het eerste geval bedraagt de straf voor het aanranden van een minderjarige door een bloedverwant in de opgaande lijn (in dit geval de vader van het slachtoffer) een opsluiting van tien tot vijftien jaar (artikel 372, tweede lid van het Strafwetboek). Was er geweld of bedreiging mee gemoeid, dan wordt de aanranding door een bloedverwant in de opgaande lijn gepleegd op een minderjarige die geen volle zestien jaar oud is, gestraft met opsluiting van ten minste twaalf jaar (artikel 373, derde lid en artikel 377 van het Strafwetboek).
In al deze gevallen moet de aanranding dus gekwalificeerd worden als een "misdaad" (artikel 1 en 8 e.v. van het Strafwetboek). De verjaringstermijn voor een correctionaliseerbare misdaad bedraagt tien jaar (artikel 21, eerste lid van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering), die in casu begint te lopen vanaf de dag van meerderjarigheid van het slachtoffer (artikel 21bis van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering).
Indien de feiten 22 jaar geleden plaatsvonden (2006 - 22 = 1984), en het slachtoffer toen 13 jaar was, werd zij achttien in 1989. Op dat moment begon de verjaringstermijn van tien jaar te lopen. Die is dus, zoals Lex terecht stelt, verstreken in 1999. Bijgevolg is de strafvordering definitief uitgedoofd.
Bjorn.
[b]"[i]Cedant arma togae, concedat laurea linguae[/i]", Marcus Tullius CICERO, De Officiis 1, 22, 77.
"[i]Inter utrumque tene[/i]", Publius Ovidius NASO, Metamorphoses 2, 140.[/b]