#18 , 28 jan 2011 17:20
"1. Artikel 375bis, eerste lid BW bepaalt onder meer dat aan ieder ander persoon dan de grootouders het recht kan worden toegekend persoonlijk contact met het kind te onderhouden indien hij aantoont dat hij met het kind een bijzondere affectieve band heeft.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat, bij gebreke van een overeenkomst tussen de partijen, over de uitoefening van dat recht in het belang van het kind beslist wordt door de jeugdrechtbank op verzoek van de partijen of van de procureur des Konings.
Artikel 3.1 van het Verdrag van New York van 20 november 1989 inzake de rechten van het kind bepaalt dat bij alle maatregelen betreffende kinderen die worden genomen, onder meer, door rechterlijke instanties, de belangen van het kind de eerste overweging vormen.
2. Als blijkt dat de verzoeker een bijzondere affectieve band heeft met het kind maar dat een affectieve band van het kind met de verzoeker niet of niet meer bestaat, komt het aan de jeugdrechtbank toe na te gaan of de toekenning van een persoonlijk contact in het belang is van het kind.
3. Het middel dat ervan uitgaat dat het recht op persoonlijk contact nooit kan worden toegekend als een affectieve band van het kind met de verzoeker niet of niet meer bestaat, faalt naar recht."