21 MAART 2007. - Wet tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied en verhouding tot andere wetgeving Art. 3. Deze wet is van toepassing op de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's met het oog op bewaking en toezicht in de plaatsen bedoeld in artikel 2. Deze wet is niet van toepassing op de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera's : geregeld door of krachtens een bijzondere wetgeving; op de werkplaats met het oog op de veiligheid en de gezondheid, de bescherming van de goederen van de onderneming, de controle van het productieproces en de controle van de arbeid van de werknemer. Art. 4. De wet van 8 december 1992 is van toepassing behalve in die gevallen waar deze wet uitdrukkelijk een andersluidende bepaling bevat.
-> Art 2. voor het publiek toegankelijke besloten plaats : elk besloten gebouw of elke besloten plaats bestemd voor het gebruik door het publiek waar diensten aan het publiek kunnen worden verstrekt;
HOOFDSTUK III. - Voorwaarden waaronder de plaatsing en het gebruik van camera's zijn toegestaan Art. 5. § 1. De beslissing tot het plaatsen van een of meer bewakingscamera's in een niet-besloten plaats wordt genomen door de verantwoordelijke voor de verwerking. § 2. De in § 1 bedoelde beslissing wordt genomen nadat de gemeenteraad van de betrokken gemeente en de korpschef van de betrokken politiezone een positief advies hebben gegeven. Uit het tweede advies moet blijken dat een veiligheids- en doelmatigheidsanalyse werd uitgevoerd en dat de plaatsing beantwoordt aan de in de wet van 8 december 1992 bepaalde beginselen. § 3. De verantwoordelijke voor de verwerking deelt de in § 1 bedoelde beslissing mee aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Hij doet dat uiterlijk de dag vóór die waarop de bewakingscamera of -camera's in gebruik worden genomen. De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de vorm en de inhoud van het standaardformulier dat bij die gelegenheid moet worden ingevuld, alsook de wijze waarop dit formulier wordt overgezonden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De verantwoordelijke voor de verwerking plaatst bij de toegang tot de niet-besloten plaats een pictogram dat aangeeft dat er camerabewaking plaatsvindt. Het model van dat pictogram en de erop te vermelden inlichtingen worden door de Koning bepaald, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De verantwoordelijke voor de verwerking ziet erop toe dat de bewakingscamera of -camera's niet specifiek gericht worden op een plaats waarvoor hij niet zelf de gegevens verwerkt, tenzij hij daarvoor expliciet de toestemming heeft van de verantwoordelijke voor de verwerking van de betrokken plaats. § 4. Het bekijken van beelden in real time is uitsluitend toegestaan onder toezicht van de bevoegde overheid opdat de politiediensten onmiddellijk kunnen ingrijpen bij misdrijven, schade of ordeverstoring en in hun optreden optimaal kunnen worden gestuurd. Een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, waarvan het ontwerp voor advies is voorgelegd aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bepaalt de voorwaarden waaronder personen bevoegd kunnen zijn om deze beelden te bekijken en wijst deze personen aan, die handelen onder toezicht van de politiediensten. Het opnemen van beelden is uitsluitend toegestaan teneinde bewijzen te verzamelen van feiten die een misdrijf opleveren of
schade veroorzaken en daders, ordeverstoorders, getuigen of slachtoffers op te sporen en te identificeren. Indien de beelden geen bijdrage kunnen leveren tot het bewijzen van een misdrijf of van schade of tot het identificeren van een dader, een ordeverstoorder, een getuige of een slachtoffer, worden zij niet langer dan één maand bewaard. Art. 6. § 1. De beslissing tot het plaatsen van een of meer bewakingscamera's in een voor het publiek toegankelijke besloten plaats wordt genomen door de verantwoordelijke voor de verwerking.
§ 2. De verantwoordelijke voor de verwerking deelt de in § 1 bedoelde beslissing mee aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de korpschef van de politiezone waar die plaats zich bevindt. Hij doet dat uiterlijk de dag vóór die waarop de bewakingscamera of -camera's in gebruik worden genomen. De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de vorm en de inhoud van het standaardformulier dat bij die gelegenheid moet worden ingevuld, alsook de wijze waarop dit formulier wordt overgezonden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de korpschef van de politiezone waar die plaats zich bevindt. Dit formulier bevestigt dat het gebruik van de camera of camera's in overeenstemming is met de in de wet van 8 december 1992 bepaalde beginselen. De verantwoordelijke voor de verwerking plaatst bij de toegang tot de voor het publiek toegankelijke besloten plaats een pictogram dat aangeeft dat er camerabewaking plaatsvindt. Het model van dat pictogram en de erop te vermelden inlichtingen worden door de Koning bepaald, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De verantwoordelijke voor de verwerking ziet erop toe dat de bewakingscamera of -camera's niet specifiek gericht worden op een plaats waarvoor hij niet zelf de gegevens verwerkt. § 3. Het bekijken van beelden in real time is uitsluitend toegestaan om onmiddellijk te kunnen ingrijpen bij misdrijven, schade of ordeverstoring. Het opnemen van beelden is uitsluitend toegestaan teneinde bewijzen te verzamelen van feiten die een misdrijf opleveren of schade veroorzaken en daders, ordeverstoorders, getuigen of slachtoffers op te sporen en te identificeren. Indien de beelden geen bijdrage kunnen leveren tot het bewijzen van een misdrijf of van schade of tot het identificeren van een dader, een ordeverstoorder, een getuige of een slachtoffer, worden zij niet langer dan één maand bewaard. Art. 7. § 1. De beslissing tot het plaatsen van een of meer bewakingscamera's in een voor het publiek niet toegankelijke besloten plaats wordt genomen door de verantwoordelijke voor de verwerking. § 2. De verantwoordelijke voor de verwerking deelt de in § 1 bedoelde beslissing mee aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de korpschef van de politiezone waar die plaats zich bevindt. Hij doet dat uiterlijk de dag vóór die waarop de bewakingscamera of -camera's in gebruik worden genomen. De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de vorm en de inhoud van het standaardformulier dat bij die gelegenheid moet worden ingevuld alsook de wijze waarop dit formulier wordt overgezonden aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de korpschef van de politiezone waar die plaats zich bevindt. Dit formulier bevestigt dat het gebruik van de camera of camera's in overeenstemming is met de in de wet van 8 december 1992 bepaalde beginselen. De beslissing hoeft niet te worden meegedeeld aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de korpschef van de politiezone waar die plaats zich bevindt, wanneer de bewakingscamera of -camera's door een natuurlijke persoon worden aangewend voor persoonlijk of huiselijk gebruik. De verantwoordelijke voor de verwerking plaatst bij de toegang tot de voor het publiek niet toegankelijke besloten plaats een pictogram dat aangeeft dat er camerabewaking plaatsvindt. Het model van dat pictogram en de erop te vermelden inlichtingen worden door de Koning bepaald, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De verantwoordelijke voor de verwerking ziet erop toe dat de bewakingscamera of -camera's niet specifiek gericht worden op een plaats waarvoor hij niet zelf de gegevens verwerkt. In geval van bewaking van een privé-ingang tegenover een niet-besloten plaats of een voor het publiek toegankelijke besloten plaats, worden de bewakingscamera of -camera's zo gericht dat de opnamen op die plaats tot het strikte minimum worden beperkt. § 3. Indien de beelden geen bijdrage kunnen leveren tot het bewijzen van een misdrijf of van schade of tot het identificeren van een dader, een ordeverstoorder, een getuige of een slachtoffer, worden zij niet langer dan één maand bewaard.
HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen Art. 8. Elk heimelijk gebruik van bewakingscamera's is verboden. Als heimelijk gebruik wordt beschouwd, elk gebruik van bewakingscamera's zonder voorafgaande toestemming van de gefilmde persoon. Het betreden van een plaats waar een pictogram aangeeft dat er camerabewaking plaatsvindt, geldt als voorafgaande toestemming. Art. 9. Uitsluitend de verantwoordelijke voor de verwerking inzake voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of niet voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of de persoon die onder zijn gezag handelt, heeft toegang tot de beelden. De verantwoordelijke voor de verwerking of de persoon die onder zijn gezag handelt, neemt alle nodige voorzorgsmaatregelen teneinde de toegang tot de beelden te beveiligen tegen toegang door onbevoegden. De personen die toegang hebben tot de beelden, hebben een discretieplicht omtrent de persoonsgegevens die de beelden opleveren, met dien verstande dat de verantwoordelijke voor de verwerking inzake voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of niet voor het publiek toegankelijke besloten plaatsen of de persoon die onder zijn gezag handelt, de beelden : 1° kan overdragen aan de politiediensten of de gerechtelijke overheden indien hij feiten vaststelt die een misdrijf kunnen
vormen en de beelden kunnen bijdragen tot het bewijzen van die feiten en het identificeren van de daders; 2° moet overdragen aan de politiediensten indien zij hierom verzoeken in het kader van hun opdrachten van bestuurlijke of gerechtelijke politie en de beelden het vastgestelde misdrijf betreffen. Indien het een private plaats betreft, kan de verantwoordelijke voor de verwerking of de persoon die onder zijn gezag handelt, evenwel eisen dat er een gerechtelijk mandaat in het kader van een opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek wordt voorgelegd. Art. 10. Bewakingscamera's mogen noch beelden opleveren die de intimiteit van een persoon schenden, noch gericht zijn op het inwinnen van informatie over de filosofische, religieuze, politieke, syndicale gezindheid, etnische of sociale origine, het seksuele leven of de gezondheidstoestand. Art. 11. Een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, waarvan het ontwerp voor advies is voorgelegd aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, kan het gebruik van bepaalde toepassingen van camerabewaking verbieden of aan bijkomende voorwaarden onderwerpen. Art. 12. Iedere gefilmde persoon heeft een recht van toegang tot de beelden. Hij richt daartoe een gemotiveerd verzoek aan de verantwoordelijke voor de verwerking conform de artikelen 10 en volgende van de wet van 8 december 1992. HOOFDSTUK V. - Strafbepalingen Art. 13. Overtreding van de artikelen 9 en 10 wordt gestraft met geldboete van tweehonderdvijftig euro tot duizend euro. Met dezelfde geldboete wordt gestraft, hij die de beschikking heeft over een afbeelding waarvan hij redelijkerwijs kan vermoeden dat dit beeld verkregen werd met schending van de artikelen 9 en 10. Overtreding van de artikelen 5, 6, 7 en 8 wordt gestraft met geldboete van vijfentwintig euro tot honderd euro. Wordt gestraft met dezelfde geldboete, hij die de beschikking heeft over een afbeelding waarvan hij redelijkerwijs kan vermoeden dat dit beeld verkregen werd met schending van deze artikelen. HOOFDSTUK VI. - Overgangsbepaling Art. 14. Bewakingscamera's geplaatst voor de datum van inwerkingtreding van deze wet, dienen uiterlijk drie jaar na haar inwerkingtreding aan de bepalingen van deze wet te voldoen. Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
BRON:
http://www.camerabewaking.be/pdf/wet_camerabewaking.pdf" onclick="window.open(this.href);return false;