#5 , 09 okt 2006 12:01
Indien er nog geen enkele rechter een verblijfsregeling heeft uitgesproken is die kans reeel.
Conclusie: Buiten de jeugdrechter, kan de kortgedingrechter of de vrederechter maatregelen treffen aangaande ouderlijk gezag of verblijfsregelingen omtrent de kinderen.
Inmiddels kan of zal er wel een uitspraak zijn...
Het zou mooi zijn mochten we hier op de hoogte gehouden worden.
RR
***
Materieel bevoegde rechtbanken
De regeling m.b.t. het ouderlijk gezag en het eventueel daarbij horende recht op persoonlijk contact kan zowel gerechtelijk als conventioneel tot stand komen. Dit laatste is het geval bij echtscheiding met onderlinge toestemming waar alles voorafgaand wordt geregeld in de familierechtelijke overeenkomst.
Als de gezagsuitoefening gerechtelijk moet worden vastgelegd, is in beginsel de jeugdrechtbank bevoegd waarop dan twee uitzonderingen zijn terug te vinden.
A. Gehuwde ouders
1. V??r de echtscheiding
V??r de echtscheiding en bij echtelijke problemen beslist de vrederechter over de dringende en voorlopige maatregelen waarbij ook de uitoefening van het ouderlijk gezag en het recht op contact wordt besproken (art. 223, eerste lid, B.W.). Deze beschikking blijft van kracht totdat zij wordt gewijzigd door een uitspraak in kortgeding tijdens de echtscheidingsprocedure of door de jeugdrechter na de echtscheiding. De juridische grondslag hiervoor is artikel 302 van het B.W. Toch wordt in de praktijk aangenomen (maar soms juridisch betwist), dat het ook betrekking heeft op uitspraken van de vrederechter op grond van artikel 223 B.W.
2. Tijdens de echtscheiding
Vanaf de inleiding van de echtscheidingsprocedure is de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, zetelend in kortgeding, bevoegd in verband met de voorlopige maatregelen (o.a. inzake ouderlijk gezag en persoonlijk contact).
De maatregelen i.v.m. het ouderlijk gezag (en de onderhoudsbijdrage), bevolen door de rechter in kortgeding, blijven gelden n? de echtscheiding en dit op grond van artikel 302 B.W.
Indien er een familierechterlijke overeenkomst is opgesteld bij een echtscheiding met onderlinge toestemming, wordt deze al dan niet gehomologeerd door de rechter. In deze overeenkomst moeten de ouders een akkoord hebben over o.a. de maatregelen m.b.t de kinderen, huisvesting, onderhoudsgelden, enz.
3. Na de echtscheiding
Na de echtscheiding is de jeugdrechtbank bevoegd voor alle betwistingen inzake ouderlijk gezag.
Art. 387bis B.W. ? ?In alle gevallen, en onverminderd de bevoegdheid van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, rechtsprekend in kort geding overeenkomstig art. 1280 Ger.W., kan de jeugdrechtbank in het belang van het kind, op verzoek van beide ouders of ??n van hen, dan wel van de procureur des Konings alle beschikkingen met betrekking tot het ouderlijk gezag opleggen of wijzigen.?
B. Niet-gehuwde ouders (feitelijk of wettelijk samenwonenden)
In beginsel is ook hier de jeugdrechtbank bevoegd (art. 387 B.W.).
Het contactrecht van de grootouders en alle andere personen dan de ouders (derden) wordt altijd bepaald door de jeugdrechtbank.