#8 , 26 apr 2021 07:20
Het Grondwettelijk Hof velde in 2016 een arrest over de verplichting tot betaling van een woonstvergoeding bij mede-eigendom. Hierbij laat het Grondwettelijk Hof zich leiden door de interpretatie die het Hof van Cassatie geeft aan het artikel 577-2 §3 en §5 van het Burgerlijk Wetboek in haar arrest van 19 september 2001 :
"Artikel 577-2, §3 : het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de mede-eigenaar deel heeft in de rechten en bijdraagt in de lasten van eigendom naar verhouding van zijn aandeel.
Artikel 577-2, §5, eerste lid : het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de mede-eigenaar recht heeft op het gebruik en het genot van de gemeenschappelijke zaak, overeenkomstig haar bestemming en in zover zulks met het recht van zijn deelgenoten verenigbaar is.
Hieruit volgt dat in beginsel de deelgenoot die alleen het onverdeelde goed heeft gebruikt en het exclusief genot ervan heeft gehad, een vergoeding verschuldigd is aan de andere deelgenoten in verhouding tot hun aandeel in de opbrengstwaarde van dit goed."
Cassatie 19 september 2001 :
Krachtens die interpretatie is de mede-eigenaar die de woning, die het voorwerp van de mede-eigendom uitmaakt, exclusief bewoont na het vertrek van de andere mede-eigenaar, aan hem een woonstvergoeding verschuldigd ten belope van diens aandeel in de opbrengstwaarde van de woning, ook al is de mede-eigenaar die de woning blijft bewonen, niet verantwoordelijk voor dat vertrek en ook al heeft hij er geen controle over.