Het volgende doet zich voor:
Koppel heeft samen een woning gekocht en wonen wettelijk samen.
Koppel gaat uit elkaar.
Partij A blijft in de gemeenschappelijk woning wonen en partij B woont vanaf 1 januari feitelijk op een ander adres.
Partij B blijft stipt de helft van de maandelijkse hypotheek betalen op de gemeenschappelijke bankrekening met partij A.
Partij B laat zich op 1 september wettelijk inschrijven op het ander adres, het wettelijk samenwonen wordt verbroken.
De gemeenschappelijk woning van partij A en B wordt 9 maanden daarna verkocht.
Partij B vraagt nadien woonstvergoeding aan partij A.
Partij B vraagt vergoeding vanaf 1 januari, de dag van de feitelijke scheiding.
Partij A is enkel bereid vergoeding te betalen vanaf 1 september, de dag waarop partij B wettelijk ingeschreven werd op het ander adres.
Wie heeft gelijk?